Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij
[pagina 218]
| |
Toon: Psalm 6.
DAar leidt een quaat inwendig;
Dat maakt my zeer elendig,
Een hardt, en steenig hert !
In aardze driften woelig.
Van 't Hemelz' ongevoelig,
Traag, zorgeloos, verwert.
2.
Godts woordt kan 't niet bewegen,
Het acht op vloek, noch zegen.
De hamer van Godts Wet;
Zal deze Rotz niet breken.
Daar helpt dreygen, noch smeeken;
't Blijft even onverzet.
| |
[pagina 219]
| |
3.
Het wordt niet licht verslagen,
Door straffen, noch door plagen.
Doet Godt zijn grimmigheit,
Door oordeelen betuygen;
Dit herte wil niet buygen,
Voor 's Richters Majesteit.
4.
Godts vriendelijke woorden,
Met al die liefde-koorden,
Zijn goedertierenheit,
Waar door hy 't hert wil trekken;
Die kan het niet verwekken.
't Blijft hardt, en onbereidt.
5.
Zal ik ten Godtsdienst treden,
Dit herte wil niet mede;
't Is wrevelmoedig, boos !
Ten goede onbewogen,
Het leidt in onvermogen:
Gantz traag, en levenloos !
6.
O Godt gy hebt behagen !
In eenen Geest verslagen,
Gevoelig, dweeg, en teer.
Gebroken, en gebogen,
Oprecht voor uwe oogen.
Ach, schept dit in my Heer !
7.
Wie zal dit hert verzachten?
Wie buigt de zielen-krachten?
Als gy door uwen Geest,
Doet dan mijn geest herleven !
Wilt my een herte geven,
Dat u bemint, en vreest.
| |
[pagina 220]
| |
8.
Dat voor u Hoogheit beve;
En aan uw goetheit kleve.
Verzacht door Jezu bloedt !
Giet d'Olie der Vreugden
In 't hert, en maakt ter deugden
Bereidt mijn hardt gemoedt !
|
|