Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Psalm 97.
Godt ! die den dag en nacht
In hare order bracht,
Gink aan den Hemel stichten,
| |
[pagina 123]
| |
Zoo veel zuyv're lichten.
De held're Zon, en Maan,
Die om de werelt gaan,
De Sterren met haar glans,
Die door den Hemel, gans
Cierelyk verspreit staan.
2.
De Maan in haren kring
Zo vol verandering,
Komt haar geleende stralen
Van 't Zonnelicht onthalen.
Zo is, ô ziel uw staat,
Die 't oog' op Jezus slaat;
Op dat zijn licht, en straal,
Geduurigh in u daal,
Tot donkerheit vergaat.
3.
Wat flikkert meenig licht,
Zo klaar in ons gezicht,
Des nachts in duysternisse,
Als wy de zonne missen.
Is 't Firmament zoo schoon?
Hoe heerlyk is Gods Throon !
| |
[pagina 124]
| |
Daar 's Vaders aanzicht straalt?
Daar onzen Konink praalt?
Daar krijgt mijn ziel de kroon.
4.
O vrome ! die hier leeft:
En onder booze zweeft,
Geeft uwen klaren luyster,
Als Sterren in het duyster,
Elk van u geve licht,
Uw tong, en wandel, sticht'
De blinde kromme schaar:
Dan zult gy Zonne klaar
Blinken, voor Godts aanzicht.
|
|