Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Psalm 51 of 69.
GEkruyste Jezus ! heylig Offerlam !
Om onzent wil gevangen en gebonden,
Verwondt, gegeesselt, jammerlijk geschonden,
O Zoone Godts ! die ons verlossen quam,
Die zoo veracht, versmaat, bespot, gehoont,
| |
[pagina 73]
| |
Gedoemt ter doodt, de zonden hebt gedragen,
Voor ons aan 't kruys gehecht, met doorn gekroont,
Hoe bitterlijk moest gy, ô Heylandt klagen !
2.
Myn ziele is geheel bedroeft ter doodt !
Als gy de pers des gramschaps Godts moest treden,
Hoe worstelt gy? met tranen en gebeden !
In 't bloedig zweet, ô angst ! ô strijdt zoo groot !
Der zonden last hoe heeft die u gepraamt ?
Tot in den doodt, ô lijden boven maten !
Gy riept (als 't lichaam hing als een geraamt' )
Myn Godt ! myn Godt ! hoe hebt gy my verlaten !
3.
O Heil-fontein ! gezegend Levens-vorst;
Smaadlyk ontkleedt, met nagelen door graven,
Gy hangt ten toon als de verachste slaven,
Zoo afgemat en flauw roept gy my dorst !
Waarlijk gy dorste na de zaligheit !
Van d' arme zondaars, (buyten uw verloren,)
Gy hebt volbracht 't geen u was opgeleidt.
En stierft uit liefde tot uw Uytverkoren !
4.
Dank zy u Vader ! uw genaad is groot !
U eeu' gen Zoon hebt gy ten kruis gegeven
Voor ons, op dat wy eeuwig zouden leven.
Dank zy u Jezus ! uw vervloekte doodt,
In onze plaats gewillig uitgestaan !
(Als gy by Godt u voor ons Borge stelde)
| |
[pagina 74]
| |
Heeft ons verzoent, en alle schuldt voldaan.
Hoe zullen wy, ô Heylandt dit vergelden !
5.
O snoode zond die mijnen Jezus kruist !
Gy moet gekruist, gedoodt zyn, en begraven
O boos gedrocht ! gy maakt ons Zatans slaven.
Gy moet verdelgt, ja gantslyk zijn vergruist,
Maar ô mijn Jezus ! in mijn is geen kracht,
Doet door uw doodt, in my de zonden sterven.
't Genaden-werk werdt voorts in my volbracht.
Dat ik uw leve, en uw Heil mag erven.
|
|