Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Psalm 42.
JEzus van den Raadt verwezen,
Stondt verlaten en alleen,
Zyn Disciplen die voor dezen
Hem naa volgden, vloden heen.
Petrus volgt van verr' en staat
Om te zien hoe 't Jezus gaat,
Priesters zaal in: losse driften !
Daar komt hem de zatan ziften
| |
[pagina 49]
| |
2.
Petrus, op des dienstmaagds spreken,
Staat verlegen en vervaart;
Symon ! hoe zo licht bezweken?
Gy die eertijdts met het Swaardt
Uwen Meester voor zoud staan,
Ja met hem woude sterven gaan?
Gy, diens yver plag te blaken,
Gaat uw Heer, driemaal verzaken !
3.
Ach, hoe groot is 's menschen broosheit !
Die zoo lichtelijk bezwijkt,
Tot wat gruwel, zonden, boosheit,
Komt hy niet? zoo Godt eens wijkt,
Heer behoedt ons voor den val !
Als den Satan ziften zal.
Dat wy noit ons selfs vertrouwen,
En steeds quaadt gezelschap schouwen.
4.
't Haan-gekray gaat Petro leeren
Denken, aan zijn Meesters woordt,
Hy begint nu weer te keeren,
Nu hem Jezus 't hert doorboort,
Ziende hem dus dwaalen gaan,
Keert zich om; en ziet hem aan,
Met zijn krachts-doorziende oogen,
In gena tot hem bewogen.
5.
Daar op Petrus voort na buyten,
Scheydend' van het booze Rot,
't Hert geperst wil zich ontsluyten;
Stort zijn traanene uit voor Godt.
Dit geraakt' verbryselt hert,
Voelt de bitt're zonden-smert,
Met de misdaat zwaar beladen,
Zoekt, en vindt, by Godt genade.
| |
[pagina 50]
| |
6.
Jezus ! wil ook aan my denken !
Die zoo dickwils ben verleydt,
Ach ! wil my vergeving schenken:
Groot is uw barmhertigheit:
'k Ben ook van u afgeraakt,
'k Heb u mijnen Heer verzaakt,
Trekt my, wilt my vaster maken,
Dat ik u noit meer verzake.
|
|