Kort verslag van den zwaren brand te Paramaribo, hoofdplaats der kolonie Suriname, op den 21 januarij 1821 voorgevallen
(1821)–H. Uden Masman sr.– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
Geachte toehoorders!Met de diepste ontroering mijns harten treed ik deze gewijde plaats op, om in deze zoo gewigtige als aandoenlijke oogenblikken, tot U een woord, naar de omstandigheden des tijds geschikt, te spreken; en alzoo te beantwoorden aan de hartelijke opwekking van onze hoogstgeëerbiedigde Regering: ‘om voor den Allerhoogsten ons te vernederen, en Hem openlijk te vereeren’. - Maar ook met erkentenis van de langmoedigheid en de verschooningen onzes Gods, sta ik thans aan deze plaats, Hem vurig dankende, dat uit de algemeene ramp ons nog ééne plaats is overig gebleven, waar wij in stilheid onzen God en Zaligmaker vereeren kunnen.(1)
Verwacht in deze oogenblikken, M.H.! geen kunstmatig voorstel, geen uitvoerig, geleerd betoog, geene donderende strafprediking, geene verwijten, die welligt niet geheel zonder redenen zouden kunnen gedaan worden. - Neen! | |
[pagina 22]
| |
mijn geest is te zeer ontroerd; ik deel te veel in het lot mijner stadgenooten; ik gevoel te zeer de dure verpligting aan de redding en verschooning van onzen God, de inmengselen zijner goedheid, dan dat ik op dien toon tot U zoude willen spreken.
De wil en de geest van jezus hebben mij, dank zij zijne onuitsprekelijke goedheid! anders onderwezen; zijn geest dringt mij, om wel met den ernst, die eenen Leeraar van het Christendom past, maar tevens met die liefderijke verdraagzaamheid, met dien geest van vertroosting, welken het genade-ademend Euangelie van jezus christus opent, tot U te spreken.
Wat toch baat het, dat wij het huis onzes Gods in deze oogenblikken met geween en jammerklagten vervullen! - Wat alleen teedere hartstogten te roeren, zoo niet het hart bewogen, zoo niet het verstand overtuigd zij, en wij tot goede aandoeningen opgewekt worden!
Ik dacht daarom geene geschiktere stoffe te kunnen uitkiezen, dan om het voorbeeld van onzen gezegenden Verlosser voor te stellen, in hetgeen wij lezen, | |
[pagina 23]
| |
Lucas 19 vers 41. Hoezeer de uiterlijke omstandigheden, waarin jezus verkeerde, weinige stoffe tot droefheid schenen aan de hand te geven, daar Hij zijne zegerijke intrede binnen Jeruzalem deed, en van duizenden met vrolijk gezang en jubelgejuich werd ingehaald, ‘weende jezus echter, toen Hij Jeruzalem naderde, en deze prachtige en trotsche wereldstad aanschouwde.’ - Zijne verhevene ziel, niet weggevoerd door den uiterlijken glans en pracht, drong dieper door tot den zedelijk diep vervallenen toestand der Joodsche Natie als oorzaak van haren aanstaanden ondergang; drong door in de toekomst, en het treurig aanstaande, hetwelk voor menschelijke oogen verborgen was. Hij stelde zich met eene levendige verbeeldingskracht, den akeligen storm voor der verwoesting; hij maalde zich een tafereel dier stroomen kostelijk menschenbloed; hij bragt zich voor | |
[pagina 24]
| |
den geest die allerbeklagelijkste gevolgen van oorlog, verdeeldheid, plunderzucht, menschenmoord en wraak, waardoor van den prachtigen tempel, van alle de kostbare paleizen, welke Jeruzalem's muren omvatteden, niet één steen op den anderen gelaten zoude worden. Hij teekende zich het treurig lot, hetwelk de Joodsche natie door ongebondenheid en godslastering, zich zelve had voorbereid, en door de verwerping van den Messias voltooide. Dit alles wekte in de reine ziel van onzen eeuwig gezegenden Verlosser, eenen weemoed des harten op, welke zich door tranen naar buiten vertoonde, toen Hij het oog op Jeruzalem sloeg. Nu ook, gelijk altoos, meer bezig met het lot van anderen, dan met het zijne, vergat Hij de vreugde-gezangen, die hem omringden; vergat hij zijn eigen aanstaand grievend lijden, en was geheel vervuld met Jeruzalem, deszelfs inwoners en deszelfs akelig toekomstig lot. -(2) |
|