Nieuwe Verhandeling van de Venus-Ziekten
(1700)–Gervais Ucay– AuteursrechtvrijIn welke, na dat men getoont heeft, dat de gewoone wyze van genesen, zeer gevaarlyk, twyffelagtig en swaar is; een andere veel gemakkelyker en veel zekerder wert voorgestelt
[pagina 130]
| |
VIII. Geschil. Of een Vrouw die haar gewoone verandering heeft, de Venus-quaal kan aansetten.MEn gebruikt menigmaals een bysondere dekmantel, om de Vrouwen, welke hare mannen de Pokken hebben aangeset te verontschuldigen, om te doen verstaan, dat sy dese quaal behaalt hebben, wanneer zy hare verandering hadden: men ontbreekt niet oude beuselingen te vertellen, of een storetien uit Cardanus, Jan baptista porta, of uit het Vrouwe geheim boek van Albertus Magnus te verhalen. Men segt dat de dampen der maand-getyden der Vrouwen aan de Spiegels vlekken toebrengen, en dat men die door geen konst weder uit kan doen; dat de kruid-gewassen, die de Vrouwen naderen, komen te sterven, en de kuukens, die zy gade slaan, en duisend spinneroks praatjes meer, Ga naar margenootd welke nergens anders toe dienen, dan d’eenvoudige verstanden haar geeft wat te verlustigen, welke alles aaanne- | |
[pagina 131]
| |
men, gelyk men het haar voorpraat, sonder t’ondersoeken, verhalende sulx alles wederom, en dat op het goede geloof aan, gelyk sy het ontfangen en gehoord hebben. Daar synder nog andere, die wat ernstiger willen spreken, dese doen een verhaal wegens de maand getyden, dat men op veele plaatsen van het Oude Testament leest, en voornamelyk in het vyfde Hoofd-stuk van ’t Boek der Leviten: het welk waarlyk ongerymt is, want men moet de Heilige dingen zoo ligt niet met de waereldse vermengen, alsoo de Schriftuur een seer verborge saak is, welkers uitlegging men moet laten, aan die gene, welke het haar werk is, welkers bedieninge veel verligter is, dan die van een enkel natuur-kundige. Om ons geschil-stuk dan te besluiten, zoo moet men bekennen, dat de stonden der Vrouwen, niet afvloejen dan door maniere van gistinge, en dat het maandelyke bloed dese gist weg sleept; welke in de tyd van een maand in de kleine vaatjes der baar-moeder vergadert, zoo kan ’t niet zyn dat dit bloed de kragt niet zoude hebben van eenige andere Lighamen aan het gisten te konnen helpen, wanneer zy daar toe gestelt zyn: maar boven al het maande bloed van sommige Vrouwen, welke seer scherp is, en bedorven heeft meer kragt dan dat van andere Vrouwen. Uit oorsake nu van dese scherpigheid siet men dikwyls Mannen, die verhit zyn, puisten hebben en zeer kleine sweertjes aan de roede, na dat sy met een Vrouw die anders gesond is, te doen hebben gehad, en haar tyden vloejen; maar dese qualen syn niet magtig om in de Pokken te veranderen. Want, gelyk als wy gesegt hebben in het vyfde Hoofd-stuk, dat het zaad van een Man alleen en van een Vrouw- | |
[pagina 132]
| |
-mensch, in geen Pokkige gist kan veranderen, alsoo sulx tegens de wetten der natuur soude syn; men soude ook konnen seggen, dat het niet minder tegen de selfde wetten soude syn, wanneer der Vrouwen maand-getyden de Pokken konnen voort-brengen; want alles soude met Pokken besmet werden, en de swangere Vrouwen, die haar getyden hebben, souden die haar Kinderen aansetten, welke zy nog onder haar hart dragen, de Vrouwen moesten die ook selfs hebben; en eindelyk souden daar zoo veel ongerymtheden uit volgen, dat een yder soude konnen merken, dat het onnut soude syn, sig hier in langer op te houden. |
|