V. Geschil. Waarom een vrouw, die een druipert heeft, niet altyd, aan de gene, die met haar vermengt, een diergelyke druppert aanset maar een Chanker of een klap-oor en selfs wanneer sy een Chankert heeft.
DIt vraag-geschil, is byna door de voorgaande uitgelegt, alwaar men ziet dat de hoedanigheid van de pokkige gist, en de wyse om dat te behalen, ten eenemaal dit gansche onderscheid maakt want alzoo het vlug is, en de buis der roede open genoeg, zoo dringt dat door tot in de voorstanders en de zaad-busjes, om daar een druipert door voort te brengen; zoo die buiten op blyft hangen, werd daar een Chankert geboren, en soo voorts: dit vast gesteld zynde, is het ligt te begrypen, dat een vrouw, welke een Chankert in de mond der Baarmoeder heeft een druipert, aan een ander die met haar te doen heeft, sal aansetten, alsoo dese beweginge en warmte dese gist van dese Chanker soo verdunnen, dat die ligt in de buis der roede kan doordringen; en in tegendeel, soo sy een druipert had, kan sy een een Chanker aansetten, alsoo dese pokkige gist van die druipert aan de buiten-deelen der roede blyven aangekleeft.