Een eeuw modern kapitalisme. De Regouts. Leed en strijd van Maastricht's proletariaat
(1976)–Michael Ubachs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
Hoofdstuk XX.Het trommelvuur der duizenden kanonnen aan de oorlogsfronten werd levendiger en.... meer hoorbaar! De Duitschers werden teruggeworpen. Zou de vrede de menschheid overvallen evenals de oorlog? Wilson's veertien puntenGa naar eind(169) waren de wereld kond gedaan. Van alle zijden naderde de vluchtende bevolking van Douai, Cambrai, Arras en Valenciennes de stad Maastricht, die zij trachtten te bereiken als een uitgeputte karavaan de oase in de woestijn. Het waren meestal boerenarbeiders en mijnwerkers, die door de terugtrekkende Duitschers voor hen uitgedreven werden. Niemand mocht achterblijven, geen zieken, geen kraamvrouwen, zwakken noch ouden van dagen, noch kinderen, alles, alles vluchtte, weg, weg uit de hel van granaatregen, stikgassen en ontploffingen. Velen bezweken onder weg en werden langs de wegen begraven. Een moeder verloor vier van haar vijf kinderen. Haar man werd aan de grens door de Duitschers aangehouden. Zoo kwam de karavaan van menschenwee in Maastricht aan. | |
[pagina 184]
| |
En de arbeidersvrouwen gaven en gaven met een gebroken hart. Alles gaven ze weg! En eerst toen zagen ze, dat ze niets meer over hadden voor zich zelf en de haren. Allen gaven! De stad stond vol huifkarren en wagens. Overal stonden de Maastrichtsche vrouwen met warm eten en drinken, met versnaperingen: - Bloemen werden uit de ramen gegooid. Vive la France!! Vive la Belgique! was de kreet. - En het volk verbroederde zich. De keizer, Wilhelm II, kwam van 't zuiden het land binnen. Toen hij te Maastricht op 't perron wachtte op den trein, die hem naar Doorn voeren zou, stroomde de bevolking naar 't station en jouwde hem uit. De kroonprins kwam met zijn gevolg van de zijde van Wolder de stad ingereden, ook hij, de held van Verdun, vreesde het volksgericht. - En toen was het revolutie in Centraal EuropaGa naar eind(170). - Ook in Nederland stelden de S.D.A.P. en de Moderne vakbeweging hare eischen, waarvan het vrouwenkiesrecht, afschaffing der Eerste Kamer, Socialisatie, woningbouw, Staats-pensionneering van 60 jarigen, achturendag, en werkloozenzorg de voornaamste punten waren. Zaterdag 16 en Zondag 17 November had te Rotterdam het buitengewoon congres plaats. De bourgeoisie huiverde van angst voor de wraak des volks. Te Maastricht was door de S.D.A.P. een comité van actie gesticht, dat de leiding in handen had. In spanning werd gewacht op de parolen, die vanuit Rotterdam gegeven zouden worden. Dra bleek, dat de Maastrichtsche arbeidersbeweging geheel geisoleerd was. Toen vernomen werd, dat de boerenbevolking tegen het stadsproletariaat gemobiliseerd werd, togen enkele | |
[pagina 185]
| |
bestuurders er op uit om hulp te verkrijgen, die toegezegd werd. Toen het comité van actie in ‘Het Volkshuis’ vergaderde kwamen vier onderofficieren van de mitrailleurafdeeling melden, dat op het marktplein, tegenover het stadhuis, alsmede op 't Vrijthof, mitrailleurnesten gebouwd waren. Alle stoelen en banken waren uit ‘Het Volkshuis’ weggehaald voor de te houden vergadering. Tegen zeven uur was de zaal reeds vol militairenGa naar eind(171). Veel volk stond in de straten voor het gebouw. W.C. De Jonge sprak het volk toe en maakte onder gejuich gewag van de eischen van de socialistische beweging. Geagiteerd dromde het volk naar het gebouw, toen zes agenten van politie de zaal inkwamen en een verbod mededeelden van den commissaris tot het houden eener demonstratie. Het Comité van Actie hield krijgsraad. Toen besteeg W.C. de Jonge het podium en zei: - ‘Kameraden, soldaten, arbeiders en vrouwen. De politie heeft een verbod uitgevaardigd om te demonstreeren. Het comité van actie is van oordeel, dat heden het woord niet is aan de politie, doch aan 't volk. Wij wenschen door een demonstratie door de stad te toonen, dat het volk onze eischen onderschrijft. Wie is daarvoor?!’ - Allemaal! klonk het uit honderden monden. - Wij demonstreeren: riepen soldaten, mannen en vrouwen. Dan verzoek ik de bestuurders naar voren te treden, riep W.C. de Jonge. - En zij sloten zich aaneen om den leider. - En nu riep de Jonge tot de soldaten. Wij gaan vóórop, dan de soldaten en daarachter het volk. Zoo trok een onafzienbare stoet door de stad. In de Groote Staat was het reeds een golvende menschenzee. De roode vlag werd ontplooid. Gejuich steeg op. | |
[pagina 186]
| |
- Groepen soldaten sloten zich aan. - Vóór het station voerde HofGa naar eind(172) het woord. Hij vroeg: ‘En gij soldaten! zult gij ooit op 't volk schieten?...’ - ‘Nooit!’ riepen de soldaten. Opnieuw werd door de stad getrokken. Op 't Vrijthof noch op de Markt werd het woord gevoerd. De leiding wilde de volksmassa niet, onder het bereik der mitrailleurs, lang ophouden.
Nog steeds was er geen nieuws uit Rotterdam. Op de wegen rond Maastricht werd iedereen ondervraagd. Eindelijk kwam er bericht, dat Troelstra zich vergist hadGa naar eind(173). In de latere jaren zeiden de arbeiders vele malen: ‘Troelstra moest zich weer eens vergissen, jongens, dan zou het wel weer hervormingen regenen.’ Maastricht werd van de Noord-Oostzijde door den landstorm ingeslotenGa naar eind(174). Het station was bezet alsmede de voornaamste toegangswegen. Eveneens kreeg het garnizoen versterking. In de kazerne werd de ruimte te klein. Het Staargebouw wemelde van militairen. ‘Laat de socialisten nu maar opkomen!’, zoo dachten de machthebbers. Reeds op 14 November verscheen een proclamatie, waarin bekend werd gemaakt, dat alle militaire voorraden ter beschikking van 't volk werden gesteld. Het Comité van Actie was tot in de finesses op de hoogte van alle militaire maatregelen. Maastricht was omsingeld. Toch vreesden de socialisten niet! Zij, die meenden, dat het tot gewelddaden zou komen, hadden den socialisten sleutels komen brengen van een gebouw, waar wapens geborgen waren. Op 20 November verscheen de proclamatie der Koningin aan haar volk, waarin de Regeering een groot aantal van de eischen die N.V.V. en S.D.A.P. gesteld hadden, inwilligde. | |
[pagina 187]
| |
RuysGa naar eind(175), AalberseGa naar eind(176) en Co hadden drie maanden vóórdien geen zin hervormingen door te voeren. De troonrede was er het sprekend bewijs van geweest. - En nu.... ‘Mein Liebchen, was willst du noch mehr’! Zoo hadden ze in de rikketik gezeten. - Ja! Ja! Troelstra had zich vergist! Toen de bourgeoisie een beetje op adem kwam, begon ze weer moed te krijgen. Zoo ook de ‘Jongeling’ Jkh. GraaflandGa naar eind(177), de onstuimige ridder. BurgerwachtenGa naar eind(178) werden opgericht. Veel oranje was in de stad te zien en te koop. ‘Oranje! Oranje! tien cent’; riepen de colporteurs met de strikjes. Optochten werden georganiseerd.... tegen de socialisten. Deze bleven onder al die herrie onbewogen. Gelijkmoedig deden ze hun plicht, vooral J. Maas. Deze had nog 250 roode volkschildjes. Met een groepje toog hij tusschen het volk onder den roep: - Oranje van de socialen, tien cent! - En ze verkochten ze allen, en hadden uitbundige pret. De autoriteiten hadden een oproep gedaan om een burgerwacht te vormen, hetgeen niet wilde vlotten. De bevolking van Maastricht had van al dat kabaal tegen de socialisten meer dan genoeg. Inzooverre ze antisocialistisch was, miste ze den zedelijken moed zich aan te sluiten; dit geschiedde eerst geruimen tijd later, toen het revolutiespook op een eerbiedigen afstand was. Een groepje socialisten wilde de Maastrichtsche reactie evenwel de zoo vurig begeerde burgerwacht niet onthouden. Op een schoonen Zondagmorgen trokken enkele honderden socialisten, gewapend met houten geweren en met blikken trommels, door de stad en werd dit leger den Heeren generaals zonder troepen aangeboden. - Maastricht genoot! Maastricht schaterlachte! | |
[pagina 188]
| |
Eindelijk was er een twaalftal bereid gevonden, of er toe gedwongen, om een burgerwacht te vormen; het waren kerels, die die niet veel karakter hadden. Toen ze hun eerste schietoefeningen gingen houden, werden ze door de vrouwen van Hoogfrankrijk met slaapkamerodeur overgoten. - De Belgische annexionistische bewegingGa naar eind(179) gaf den reactionnairen den wind in de zeilen. Allen die een graantje meepikten op den voorhof van 't vaderlandsche erf, alsmede de vaste klanten van de staatsruif, voelden zich bedreigd. - En de burgerwacht groeide! Zaterdag 28 December 1918 sprak W.H. Vliegen over het annexionisme in ‘Het Volkshuis’, alle andere zalen waren geweigerd. Vliegen deelde mede, dat het partijbestuur der S.D.A.P. éénstemmig besloten had, krachtig protest aan te teekenen tegen iedere poging tot annexatie. De bevolking van Zeeland en Limburg moest in de gelegenheid worden gesteld, zich zoo vrij mogelijk uit ie spreken over het door de op annexatie beluste Belgen opgeworpen vraagstuk. Het standpunt van het P.B. was bepaald in overleg met de afdeelingen in Limburg. De partij had zich in verbinding gesteld met de Belgische zusterpartij en met de Socialistische Internationale. Vliegen legde er den nadruk op, dat hij een groote vriend van België was, doch hij raadde den Belgen aan hun fratsen voor zich te houden. Uit een brief van K. Huysmans toonde hij aan, dat de Belgische socialisten tegen annexatie van Nederlandsch gebied waren. Op 17 Januari verscheen in de ‘Limburger Koerier’ een oproep onderteekend door luitenant Graafland, tot de vaderlandslievende vrijwilligers om zich aan te sluiten bij de burgerwacht. In de stad werd het van dag tot dag rumoeriger. Soldaten | |
[pagina 189]
| |
met oranjevlaggen zongen vaderlandsche liederen en hoonden de socialisten. Op 22 Januari 1919 hadden de katholieken in de ‘Sint Servatius Societeit’ in de Breedestraat een vergadering belegd, waar de burgerwacht den eed zou afleggen. Jkh. Graafland zei: De arsolradenGa naar eind(180) te Aken en de aanhangers van LiebknechtGa naar eind(181) hadden plannen beraamd om in November 1918 met automobielen en mitrailleurs een inval te doen in Zuid-Limburg, dat nog voldoende graan en vee bezat. Ook Maastricht stond op het program om overrompeld te worden. Verder voerden nog het woord de heeren Boerma en Hagdorn, alsmede kapelaan Biermans. Deze laatste zette aan tot gewelddaden tegen de socialisten. In het gebouw zelf waren een aantal socialisten aanwezig, die zich niet onbetuigd lieten. De burgemeester, eveneens aanwezig, sprong op een tafel en maande tot kalmte en verzocht de socialisten de zaal te verlaten, waaraan deze laatsten voldeden. Buiten zongen ze de Internationale. Het was een spannende tijd. De S.D.A.P. hield begin Februari een protestvergadering tegen de bewapening van het eene deel van de burgerij tegen het andere. Vele welmeenende ingezetenen, niet tot de S.D.A.P. behoorende, stiet het tegen de borst, zooals tegen België gehitst werd. Algemeen hoorde men zeggen. ‘Het is toch maar een klein groepje in België dat naar annexatie drijft, zij 't dan een invloedrijk; het heele Belgisch volk hiervoor aansprakelijk stellen, gaat toch niet aan. Om de toenadering te bevorderen, werd door de zangvereniging ‘Mastreechter Staar’ haar zustervereeniging ‘La Légia’ van Luik uitgenoodigd naar Maastricht te komen. De ‘Limburger Koerier’ legde dit uit als een sluwe berekening der Belgen. Toen de ‘Légia’ kwam, leidde dit reeds bij aankomst tot onregelmatigheden. De zangers werden met steenen gogooid. 's Avonds zou een concert in 't Staargebouw gegeven worden. | |
[pagina 190]
| |
Dit kon niet doorgaan. Het opgezweepte volksdeel gooide de ruiten van het gebouw in. De politie voerde charges uit en er vielen gewonden. Den daaropvolgenden dag trokken de militairen, meestal Limburgers van langs de Oostgrens, opnieuw door de stad. Het was 14 Februari 1919. De groep groeide zienderoogen en voerde Nederlandsche vlaggen mede. In hoofdzaak waren deze vertooningen tegen de socialisten gericht. Het ‘weg met de socialen’ was het refrein van elk lied. De socialisten werden dit getreiter moe en sloten zich in steeds grooteren getale om de militairen en zongen den Socialistenmarch en de Internalionale. De soldaten gingen een ovatie brengen aan den leider der burgerwacht, Jkh. Graafland. De socialisten zwegen toen, doch volgden den stoet. Voor het huis aangekomen zetten de soldaten het ‘Willhelmus van Nassauen’ in. De jonkheer en zijn ouders kwamen op 't balcon om de hulde in ontvangst te nemen. Toen zetten de honderden socialisten de Internationale in en drongen de soldaten tegen den gevel van het huis. Jkh. Graafland was woedend. Het groepje soldaten werd geduwd, gedragen tot op het Vrijthof. Hier ontwikkelde zich een ‘veldslag’ vlak voor het politiebureau. De Maastrichtsche mijnwerkers hadden een aantal mijnwerkersbijlen tusschen den broekriem gestoken. Deze werden voor den dag gehaald en toen ging het er op los. De socialistenhaters en relletjesmakers rolden over het groote plein. De vlaggen werden hen afgenomen, het blauw en wit erafgescheurd en met het rood trokken de socialisten door de stad. - En Jkh. Graafland schreef nadien het volgende dollemansproza: - ‘Soldaten van Limburg: | |
[pagina 191]
| |
Indien ooit het sein gegeven wordt, aarzelt dan niet om weer eens uw dreunpas te laten opdonderen tegen het hoongeschater der Bolsjewiki. Laat dan uw bajonetten opflikkeren, uw geweersalvo's ratelen, uw attaqueer-gejuich jubelen tegen het getreiter en het gejakhals der roode oproerkraaiers. Want dan strijdt en stormt gij voor Uw God en voor Uw vorstin, dan bezit gij een gewijde roeping. 't Moge wreed en onmenschelijk klinken, maar schiet dan raak, wanneer het commando klinkt: Salvo-vuur-aan: Vuur! Dan gaat het hard tegen hard. Dan moet gij zonder te verbleeken, een wonde uit het Nederlandsche lichaam snijden. Ook de geneesheer doet ons vaak schrijnende pijn, indien hij met het vlijmscherpe ontleedmes een etterbuil uitsnijdt. Uwe doortastende dapperheid, uwe beginselvastheid, uw onwankelbare trouw zijn beroemd. Oranje was voor U het zinnebeeld. - Laten wij Oranje als een teeken aannemen. - De Fransche revolutie veranderde het Oranje van onze Nationale vlag in rood. - Weg met dat vervloekte rood! - Laten wij, vaderlandslievende vrijwilligers, er ons onmiddelijk mee tooien. Onze vlag, onze cocarde, onze armband, ons teeken zijn: Oranje - blanje - bleu! Leve de Koningin: Leve Limburg!! Het was de laatste patiënt, die leed aan de oranje-furie-koorts. Eindelijk drong tot het objectieve volksdeel door, dat de provocatie tegen de socialisten, vooral in den strijd tegen het annexionisme, niet in 's lands belang kon zijn.
Het comité van actie gaf een strooibiljet uit, waarin het protesteerde tegen de antisocialistische uitspattingen van 14 Februari waarbij voor de Socaal-Democraten kwetsende liederen gezongen waren. | |
[pagina 192]
| |
In deze sfeer werd de eerste verkiezingsstrijd voor den raad onder algemeen kiesrecht gevoerd. De S.D.A.P. verkreeg 2711 stemmen; De Katholieken 3737. De Katholieken beaamden, dat de Sociaal-Democraten, dit succes hadden kunnen boeken, als gevolg van het feit, dat de sociale volksbelangen schromelijk verwaarloosd waren geworden! Er werden gekozen 9 Sociaal-Democraten, 2 vrijzinnigen en 1 lid van den Economischen Bond. De raad was samengesteld uit 12 linkschen en 13 rechtschen. Op enkele stemmen na was Maastricht onder de leiding der Sociaal-Democraten gekomen. Om te weten, welken heilzamen invloed de Sociaal-Democratie heeft gehad voor de volksbehoeften, is het niet noodig de raadsverslagen vanaf 1919 te raadplegen. Hij, die Maastricht van 1919 tot 1934 uitwendig heeft zien veranderen en groeien - vooral de volkswoningbouw - moet erkennen, dat in dit tijdsbestek een omwenteling heeft plaats gehad van enorme beteekenis zoowel op stoffelijk als op moreel gebied. De politieke macht van Maastricht's proletariaat was grooter dan haar economische. In 1920 telde de M.B.B.Ga naar eind(182) circa drie duizend leden; echter waren niet allen overtuigde klassestrijders. Het werkloozenbesluit van 1917Ga naar eind(183) was aan dien toeloop van nieuwe leden niet vreemd geweest. Dat de Roomsch-Katholieke vakbeweging - voortgekomen als zij was uit onderkruipersgroepen - geen instituut kon zijn voor klassebewusten, proletarischen strijd, is allicht te begrijpen; doch, uit lijfsbehoud was zij gedwongen verbetering der arbeidsvoorwaarden mede te bedingen. Zoo verloor de proletarische strijd veel van zijn romantiek en heroïsme, doch kon dààrdoor meer doelmatig gestreden worden. Loonacties en partiëele stakingen bleven ook na den oorlog niet uit. Het gezag der vakbeweging groeide gestaag. Nu hier, dan daar werden collectieve contracten afgesloten; behalve | |
[pagina 193]
| |
echter bij de grootste ondernemingen in de aardewerkindustrie. De machtige Regouts werden geleidelijk uit de bedrijven gedrongen, terwijl de meeste ondernemingen omgezet werden in naamlooze vennootschappen. De N.V. Eerste Nederlandsche-Cement-Industrie stichtte te Sint Pieter de geweldige onderneming, waar van 1924 af honderden arbeiders werkgelegenheid vonden. De N.V. voorheen Gebroeders Philips, bouwde aan den Tongerschenweg een nieuwe tabaksfabriek, waar in 1933 bijna duizend mannen envrouwen werkten, ook werd een tweede rubberfabriek gevestigd benevens tal van kleinere industrieën. Zoo werd Maastricht na een eeuw modern kapitalisme een fabrieksstad van grooten omvang. De arbeiders hebben ervaren, dat het kapitalisme - ook al is het aan andere handen toevertrouwd dan aan de Regouts - een element is, waartegen één wapen afdoende kracht van bestrijding biedt en dat wapen is - macht. In de crisisperiode 1921-1925 werden de sociale veroveringen welke de arbeidersklasse aan de vergissing van Troelstra dankte, geleidelijk teniet gedaan. Dit geschiedde niet zonder krachtig verzet der arbeidersklasse. In den Maastrichtschen raadzaal ging het soms heftig toe. Meer dan eens liet de burgemeester de publieke tribune ontruimen en zong het volk de socialistische fractie een Internationale toe. Fel was het verzet der fractie tegen de uitzending der werkloozen naar de meest gevaarlijke kolenmijn van Europa, die te Winterslag in België. Alle pogingen om de Maastrichtenaren die mijn in te drijven hebben gefaald. Als een razende ging de R.K. pers tegen de Sociaal-Democraten te keer. - En deze hielden het vertrouwen der arbeidersklasse.
In 1920 was Maastricht aanmerkelijk uitgebreid geworden. De | |
[pagina 194]
| |
dorpen Sint Pieter, Wolder, Limmel en Heugem waren aan Maastricht toegevoegd. RuysGa naar eind(184) had dit verhaast om te voorkomen dat Maastricht in handen der socialisten vallen zou. Toen de wet op het vrouwenkiesrecht in 't Staatsblad had gestaan, werden in de stad van Sint Servaes en der Regouts verkiezingen uitgeschreven. De vrouwen was toen de minder vereerende opdracht toebedacht de reactie een beetje vaster op haren stoel te binden. Hierdoor lukte het de Sociaal-Democraten twee zetels afhandig te maken. Mevrouw Wijnandts-Louis was de eerste vrouw, die bij deze verkiezing onder algemeen vrouwenkiesrecht in Nederland haar intrede deed in een parlementair lichaam. Dat zij tot de Sociaal-Democratie behoort kon vóóral de trots der vrouwen zijn, ook door de wijze, waarop ze de arbeidersbelangen dient. Kreeg de S.D.A.P. in 1920 4920 stemmen, in 1924 was dit cijfer 4954. Vooral de drang, door de Sociaal-Democraten uitgeoefend en de voorstellen door hen gedaan om het beginsel van belasting naar draagkracht doorgevoerd te krijgen, gaven hun groot vertrouwen van de zijde der bevolking.
De ‘Groete Bouw’ in de Sint Antoniusstraat huisvestte na de intrede der Sociaal-Democraten in den raad nog 365 bewoners. Nog stond het daar, het monument der schande, het proletariërspakhuis. Iedere steen was een aanklacht, een vloek vanuit die volksbuurt tegen de heerschers dier dagen. De Sociaal-Democraten rustten evenwel niet, vóórdat het grauwe gevaarte ontruimd was. En zoo gebeurde. Ze staat er steeds nogGa naar eind(185), de gesloten, kille, ijzige gevangenis, met hare tralies en hare ijzeren hekken. In een steen boven den ingang stond het jaartal van de stichting met het wapen van P. Regout. De nakomelingen van den industriekoning hebben dat wapen en jaartal laten wegbeitelen. Als dit geschiedde uit piëteitsoverwegingen tegenover de nagedachtenis van den stichter, bewijst dit | |
[pagina 195]
| |
tenminste, dat er toch wel iets veranderd is ten goede in de klassetegenstellingen, wier opheffing het doel der Sociaal-Democratie is! De Sociaal-Democratische raadsfractie is door hare activiteit op 't terrein der volksbehoeften de toeverlaat geworden der Maastrichtsche arbeidersklasse. De meest tragische, schokkende episode uit den strijd van de Maastrichtsche arbeidersklasse is ongetwijfeld de op 22 Juli 1929 uitgebroken staking aan de Zinkwitfabriek. Reeds in 1919 was door de samenwerkende bonden in een langdurigen strijd gepoogd de erkenning der vakbonden af te dwingen, een poging, die niet slaagde. Dit had de directie - een Belgische kapitalistengroep - overmoedig gemaakt. Elke poging van organisatie werd in de kiem gesmoord. Om dit te bereiken hield de bedrijfsleiding er een spionnendienst op na. Zoodra zich weer eenigen organiseerden, werden deze ontslagen. Zoo geschiedde ook op Zondag 21 Juli. Zeven arbeiders, waaronder zes georganiseerden, werd ontslag aangezegd. Het gevolg was, dat alle arbeiders spontaan den arbeid neerlegden, na vooraf hun vakbond van den aanslag op het organisatieleven op de hoogte te hebben gesteld. De Roomsch-Katholieke Bond, wiens leden op de fabriek te Eysden eveneens ontslagen waren, veinsde aanvankelijk de actie te Maastricht mede te ondersteunen, doch ging - achter den rug der moderne organisatie om - met de directie besprekingen voeren en pleegde zoodoende verraad tegenover de moderne vakbeweging. Het verweer van den R.K. bond bestond hierin, dat het een wilde staking betrof. Hij liet zich verleiden tot het medewerven van onderkruipers en geraakte steeds meer van kwaad tot erger. Van de 400 arbeiders waren er vóór de staking 80 in den modernen Bond georganiseerd en een 25 tal in den R.K. bond. | |
[pagina 196]
| |
Hierin zal wel de oorzaak gelegen hebben van de minder faire rol der Katholieken. Ondanks de meest vernuftige sluipmiddeltjes om pressie op de arbeiders uit te oefenen, om hen te bewegen tot de confessioneele organisatie toe te treden, organiseerden deze zich in den modernen Vakbond. De leiders van de R.K. organisatie - ten einde raad - wilden blijkbaar van taktiek veranderen. Waar de lijmstok en de soepkaart geen uitkomst brachten, zouden in samenwerking met Clerus en liberale directie, geweld en broodroof toegepast worden tegen de strijdende arbeiders. Een wilde staking was het trouwens niet. Pas toen de directie weigerde den vertegenwoordiger van een modernen Bond. C.H. Pieters te woord te staan, adviseerde het H.B. tot algeheele stopzetting van de onderneming. Dat de minderwaardige strijd tegen den modernen Bond alleen er op gericht was, dezen in zijn machtsontplooiïng te fnuiken, bewees wel overduidelijk de houding, die de R.K. bond in hetzelfde jaar tegen de zinkwitdirectie aannam. Op een meeting te Eysden spraken de R.K. leiders als volgt: ‘Wij zijn hier om te protesteeren tegen dit machtsmisbruik der directie van de Zinkwitfabrieken, om te protesteeren tegen soortgelijke uitspattingen van kapitalistische allures, zulke knechting en verkrachting van den economisch zwakkere, den arbeider. Wij kunnen niet anders, dan de daad van de directie, gepleegd tegen het vereenigingsrecht harer arbeiders, als een oorlogsverklaring opvatten’. De Maastrichtsche zinkwitslaven deden niets anders dan handelen in den geest van het gesprokene te Eysden..... door de katholieken. En ze werden door den Clerus en den confessioneelen vakbond op ergerlijke en verraderlijke wijze in den rug aangevallen. De lont was in 't kruit geworpen. De directie had - in hare matelooze zucht iedere kiem van organisatie te vernietigen - tot | |
[pagina 197]
| |
bondgenoot gekregen, het geweld, de hooge en lage geestelijkheid, benevens de kneedbare R.K. vakorganisatie. Aanvankelijk lag de fabriek - behoudens enkele buiten de productie staande onderkruipers - geheel stop. Toen de staking 14 dagen geduurd had, was het den bestuurder, P. Kaanen gelukt een 80 tal onderkruipers te ronselen, die met veel vertoon van Maréchaussées in de fabriek werden gebracht. Als protest hiertegen liepen meerdere oude getrouwen uit den katholieken vakbond. Dit vooral deed de tegenstelling tusschen de beide Bonden scherper uitkomen. De Roomsch-Katholieke pers hief een Indianengezang aan tegen de z.g. roode terreur. Hierdoor werden de gemoederen dusdanig opgezweept en nam de spanning onder de bevolking dermate toe, dat slechts een vonkje aanleiding kon worden tot bloedige straatgevechten. De door Kaanen de fabriek ingesleepte onderkruipers werden door de bevolking uitgejouwd en hunne huizen werden belegerd. De katholieken vormden een ‘duikbootenGa naar eind(186) beschermingsbrigade’, bestaande uit geestelijken en studenten, welke laatste met gummiknuppels bewapend werden. Ook de politie - doch vooral de St-MichaelistenGa naar eind(187) - traden zeer ruw op. Vrouwen werden getrapt en geslagen. Ze werden soms, staande op den drempel van hun huis, neergeslagen. De Maréchaussées te paard vervolgden de vluchtende burgers soms tot in den gang hunner woning. De burgemeester vaardigde een verbod van samenscholing uit, waartegen de Sociaal-Democratische raadsfractie protest aanteekende. Toen het publiek op de tribune applaudiseerde, liet de burgemeester deze ontruimen. De raadsfractie stelde zich aan 't hoofd van de massa en ondanks het verbod van samenscholing werd een massale demonstratie gehouden, waaraan ruim 1500 personen deelnamen. Dit feit fascineerde het arbeidende volk dermate, dat het massaal naar het volkshuis stroomde, voor welk gebouw een openluchtmeeting gehouden werd. | |
[pagina 198]
| |
De paladijnen van 't gezag stonden perplex. Rijks, militaire en gemeentepolitie traden hoe langer hoe driester op. Hun exploisief reageeren op 't minste kattekwaad van de straatjeugd wees er op, dat een nietsbeteekenend voorvalletje tot bloedvergieten aanleiding kon zijn. Charges waren in de avonduren geregeld aan de orde. Vooral in de dichtbevolkte buurt in de Stokstraat was het rumoerig. Waarschuwingsschoten knalden aanhoudend. Een bijzondere attractie had plaats toen op zeer opvallende wijze brandslangen in die buurt werden aangevoerd en aan de waterleiding aangesloten werden. De belangstelling was grooter dan in de Negentiger Jaren, toen het storm liep als de Luiksche Opera ‘Faust’ opvoerde. Alle op een grapje gestelde burgers togen naar de volksbuurt. De toegang tot de vele enge straatjes werd gevormd door de pleinachtige, korte, Groote Stokstraat. In de uitmondingen der enge straatjes stonden de toeschouwers gedromd tegen elkaar, zoomede op de stoepen der straat zelf. In de ramen der woningen zag men glas noch hout, alleen menschenhoofden. Het schellinkje werd gevormd door de daken der omliggende huizen. Het cachet van 't schouwtooneel werd verhoogd door de geuniformde politioneele bediening der waterslanen door enkele omwonenden, die zich bij voorbaat gehuld hadden in oliejassen en broeken en hun hoofd gedekt hadden met enorme groote Zuid-Westers om zoodoende het nakend natte ellement te trotseeren. De entourage van 't tooneel werd gevormd door de straatjeugd, die zich van helklinkende bellen voorzien had en via den doolhof van steegjes op iedere gewenschte plaats kon komen. Prompt acht uur kwam er beweging op 't tooneel. Als een kater, die den rug kromt vóór 't gevecht, zoo kromde zich de waterslang onder den druk van 't aanstroomende, stuwende, natte verweermiddel. De agent, die de kraan in de handen hield, gaf onmiddellijk blijk geen brandweerman te zijn. Door den schok liet hij het ongewone wapen uit zijn handen vallen. Fluks, verbouwereerd greep hij naar zijn sabel om......? Nog voor het publiek zich op de opvoering had ingesteld, brak het eerste | |
[pagina 199]
| |
applaus uit, dat aanzwol tot een ovatie. Op 't schellinkje wuifde men de mannen op 't tooneel met de petten toe. De straatjeugd tingelingde met de bellen. Het publiek genoot!..... Dit was de proloog. Toen de eerste acte. De agent heeft de slang weer ter hand genomen. Geruischloos stil en vol spanning wachten de toeschouwers. Dan ontspringt een fontein, die procentelijk uitgedrukt niet een ten honderd van 't water levert, dat Mozes met zijn wonderstaf op den berg Horeb verwekte. Al de mannen op de scène komen op 't pietepeuterige waterstraaltje af om het te bewonderen..... Moeten ze daarmee de ‘oproerlingen’ der volksbuurten op de vlucht drijven?..... Een wijdbeenige hoofdagent zet zijn kepi op zijn achterhoofd en stormt naar den gemeentewerkman achter de coulissen en sommeert hem ‘het ding’ - de hoofdkraan - verder open te draaien. Deze had de inspiratie gehad de kraan, na de opening, weer bijna dicht te doen. Weer kreeg de agent een ongewone gewaarwording in zijn armen en warempel, knetterende geluiden kondigden aan, dat 't nu meenens werd. - Revolutionnairen van Maastricht, wijkt, wijkt! want het ‘gezag’ doet zich dra gelden! Bewonderenswaardig was de strategie der figuranten ‘opstandelingen’ die de draagwijdte der straal spoedig afgemeten hadden en zich in deinende lijn achterwaarts bewogen, zoodra de agent zijn straal wendde. Ademloos is de spanning, wanneer de mannen met hun oliepakken de arena betreden, het terrein dat reeds op de revolutionnairen veroverd is. Zij vervullen een taak als die der clowns in 't circus. Zij draaien hun achterwerk naar den spuitenden agent, die zijn straal richt op de ondoordringbare stof. Terwijl het publiek schuddebuikt van de jool, speelt het water een symphonie tegen de ondoordringbare stof. Parelende, zichtbare tonen dansen om dit object van grandioos volksvermaak. - Plots rinkelende geluiden!..... Het ongeëmancipeerde publiek op 't schellinkje, dat door de | |
[pagina 200]
| |
zolders en de daken gevormd wordt heeft met steenen en flesschen gegooid naar 't tooneel. Op wreede wijze werd het spel, dat alleen zoo geboeid had, verstoord. Het schouwspel werd onderbroken. De artisten werden weer plotseling agenten van politie en voelden weer het St-Michaëlistische bloed door hun aderen bruisen. Gummistok en revolver kwamen voor den dag. De lach van 't publiek maakte plaats voor angstig gillen. De toeschouwers van 't parterre moesten de slagen incasseeren, die voor 't schellinkje bedoeld waren. Het volk vluchtte in de richting van de oude Maasbrug, zooals het gevlucht moet zijn tijdens de Spaansche furie in 1579Ga naar eind(188). De politie toonde zich zeer ondankbaar voor de buitengewone belangstelling, die het publiek in de opvoering gesteld had.
Intusschen spanden de vijanden der arbeidende klasse al hun krachten in om de staking verloren te doen gaan. Belgen, die mede staakten werd de toegang tot ons land verboden. Belgen, die zich tot onderkruipers diensten leenden, werden vertroeteld door de Roomsche Vakbondbestuurders en door de directie met doceurtjes overladen. De politie, aangesloten bij de R.K. bond Sint Michaël, eischte in vergaderingen der onderkruipers scherpe maatregelen van hun superieuren en zegde deze toe met voorbijgaan van de politieleiding, De Michaëlisten gaven het parool uit: ‘Sla eerst de vrouwen en kinderen neer, dat maakt de meeste indruk!’ ‘Quadragesimo Anno’Ga naar eind(189) was toen nog niet in Weenen bloedig in de praktijk gebracht door middel van houwitsers en brandgranaten. - Neen! deze pauselijke encycliek had haar steunpunten nog niet gevonden in de honderden door granaatvuur vaneengereten kinderlijkjes in de arbeiderswijken van Floridsdorf en andere voorsteden van WeenenGa naar eind(190). Neen! hier hadden de brisantbommen de moeders van het arbeiderskind de borst en het lichaam nog niet vaneen gescheurd, doch de geest, waarop die begrippen van 't Roomsche | |
[pagina 201]
| |
solidarisme in de toekomst steunen moet, leefde lang vóór den Oostenrijkschen massamoord in de oude stad aan de Maas.
's Morgens - tegen vijven trokken de geestelijken per rijwiel naar buiten, waar zij de ‘duikbooten’ afhaalden. In groepen trokken ze stadwaarts met Maréchaussée's voorop, de veldwachters en geestelijken ernaast. Het was een triest beeld, die zwijgende massa in het duister te zien voorttrekken. De moreel minderwaardige strijdbrekers liepen als gevangen vee midden tusschen hunne drijvers. Boven hen zweefde de zwarte geest van het verraad. Hier sloop in 't duister een caricatuur van 't waarachtige Christendom, aan welks mystische bron zich millioenen plachten te laven. Hier sloop het voort als een bewuste misdadiger, in de hoop het zoo gerechtvaardigde proletarisch verzet, verraderlijk te breken. En dit was de oorzaak, dat de volkswoede tot grenzenlooze haat uitdijde. Onder deze omstandigheden zette de katholieke pers, onder de leuze, ‘God wil het’ aan tot handtastelijkheden. Professor Aalberse had bij meerdere gelegenheden laten blijken dat zijn katholieke geloofsgenooten beter zouden doen zich tegen de onwillige directie te keeren, instede van zich tot de minderwaardige rol, zooals thans geschiedde, te laten gebruiken. - Niets hielp! - Delenda Carthago..... De moderne socialistische arbeidersbeweging moest vernietigd worden. Zoo naderde de fatale 16de October 1929. De eenzame Statensingel was wel de geschiktste plaats. Voor een schietpartij. Op dien noodlottigen avond stond als gewoon een groep menschen aan den Maagdendries en de Capucijnenstraat te wachten op het door de militaire politie naar huis brengen van onderkruipers. Er werd toen iets geroepen, waarop de militaire politie, die reeds voorbij was, zich omkeerde en met scherp begon te schieten. Een jonge mijnwerker, De Jaer, die ter plaatse zijn familie ging | |
[pagina 202]
| |
bezoeken werd in het been getroffen. Hubert Beckers snelde den getroffene te hulp en werd voor de deur van het pand la aan den Statensingel door drie schoten doodelijk getroffen, terwijl hij zich voorover boog om den gewonde te ondersteunen. Op het geluid van het schieten kwamen de agenten uit hun hinderlaag in de hofjes van het Lindenkruis en sloten dusdoende de argelooze burgers in. Van de zijde van den Statensingel werd lukraak doorgeschoten met scherp, waardoor de agent Houben in de borst getroffen werd en een Maréchaussée in het been, terwijl meerdere burgers schotwonden opliepen. Dit was het sein om door de heele stad een schietpartij te organiseeren. De politie, alsmede de Maréchaussée's trokken door de straten en terroriseerden de bevolking. Er werd door de ruiten geschoten. Kogels sloegen gaten in de wanden, vlak bij de wiegjes van slapende kinderen. In 't Volkshuis vergaderde op dat moment de afdeeling der S.D.A.P. Ook voor het volkshuis knalden de schoten en viel een gewonde. Voor een liental getroffenen was het noodig, dat zij direct in het ziekenhuis werden opgenomen. De agent Houben overleed vier dagen na het gebeuren. Het dagblad de ‘Limburger Koerier’ ontketende volgens de begrippen der ‘Christelijke’ journalistiek een leugencampagne. De socialisten werden uitgekreten voor misdadigers van het minst allooi, nog gemeener dan het apachendom van Chicago en van bedenkelijker gehalte dan de autobandieten Bonnot en Co Het werd voorgesteld, alsof de socialisten de stakers dwongen straatrelletjes te veroorzaken en bij die gelegenheid vrouwen en kinderen voorop te schuiven. De redactie van de L.K. schreef de gemeenheid neer, dat de stakers, die dit niet deden, geen uitkeering ontvingen. Na het bloedbad meldde het katholiek orgaan, dat vanuit de ramen op Hoogfrankrijk, een straat die enkele honderden meters | |
[pagina 203]
| |
van het gebeuren verwijderd ligt - geschoten was, en dit de aanleidende oorzaak van het schieten door de politie was geweest. Het justitieel onderzoekGa naar eind(191) wees evenwel uit, dat deze bewering absoluut valsch was. Met kapitale letters werd aangekondigd dat Fl. 300 uitgeloofd werden voor dengene, die den dader van den aanslag op den agent Houben aan de politie uitleverde. Een vrouw, die uit een raam gezien had, wie de schoten loste en dit op het politiebureau wilde ter kennis brengen, werd gebrutaliseerd en weggejaagd, ondanks hare verklaring, dat ze de Fl. 300 niet begeerde, doch alleen de waarheid wilde dienen. Genoemd blad scheef verder de volgende verdachtmakingen neer:
‘Als het donker geworden is, dan sluipen uit alle hoeken en gaten de rebelsche elementen te voorschijn, aangehitst door de “voormannen”. Ze belegeren de huizen van rustige burgers en arbeidersgezinnen; er wordt gegooid met steenen, ijzer en met alles wat ze in handen krijgen. Er wordt zelfs geschoten. Een bende, waar donker Chicago trotsch op zou kunnen zijn, tracht den laatsten tijd onze stad te terroriseeren.’
Na al dit lasterlijk gestook was het wel merkwaardig te weten hoe de bevolking, en vooral de arbeidersklasse hierop reageerden. Dit uitte zich in de eerste plaats in de royale wijze, waarop de stakers gesteund werden. Aan extra uitkeering kon, als gevolg van de Fl. 14000, die in Maastricht bijeenvergaard werden, veel voor de stakers gedaan worden. Het ledental der moderne vakbeweging groeideGa naar eind(192). Het lezerstal op Het Volk steeg met honderd procent. De sympathie met de arbeidersbeweging uitte zich evenwel het sterkst bij de begrafenis van onzen gevallen kameraad J.H. Beckers. Naar schatting liepen in den begrafenisstoet 10.000 arbeiders, die hem de laatste eer bewezen.
Nooit heeft Maastricht een indrukwekkender begrafenis gezien dan die van den eenvoudigen aardewerker, die zijn leven liet, toen hij een gewonden makker bijstond, getroffen door drie verra- | |
[pagina 204]
| |
derlijke kogels uit het wapen van een uit het lood geslagen ordebewaarder. Dinsdag 21 October trok langzaam de stoet door Maastricht's straten naar het kerkhof aan den Tongerscheweg. Aan het hoofd, liepen W.H. Vliegen, Mr. MendelsGa naar eind(193), Muller, G. PietersGa naar eind(194), J.H. Paris en de S.D. raadsfractie, dan volgden vrouwen met kransen met ontroerende opschriften. Ontelbaar waren de eerbewijzen aan den doode uit stad en land. Van De-Jaer was er een krans met het opschrift: ‘Aan mijn betreurden redder’. Er waren vele kransen met linten, die tot opschrift droegen: ‘Van de bevolking van Maastricht’. Vele omfloerste vanen werden meegedragen. Aan het graf spraken Muller, die de gelofte aflegde, dat Beckers z'n vrouw en kinderen niet onverzorgd achter zouden blijven. Daarna sprak W.H. Vliegen de volgende ontroerende woorden: ‘Menigmaal heb ik namens de arbeidersbeweging opdrachten vervuld en er waren er soms onder van droevigen aard, maar nog nooit heb ik het gevoel gehad, dat ik, zoozeer den harteklop van heel het Nederlandsche proletariaat kon weergeven als aan dit graf van een eenvoudigen arbeider. Wij hebben vandaag gezien, hoe een heele stad, een heele burgerij, een heele arbeidende klasse meegegaan is in levenden lijve of in gedachte naar deze droeve plaats. De schoten, die dezen man hebben getroffen, geven iets weer van den strijd, die de arbeidersklasse heeft te voeren. Wij zingen het lied: “Niet met de wapenen der barbaren”, maar het zijn deze wapenen, die tegen ons gebruikt worden. Wij gelooven, dat dit door hen, die de wapenen gebruikten, geschied is zonder voldoende besef van de treurige gevolgen, die zij zouden veroorzaken. Het is niet het eenige slachtoffer. De wapenen, eenmaal getrokken, treffen niet altijd daar, waar zij bedoeld zijn. Wij gevoelen geen wraak, want de gevoelens die wij koesteren, dooden niet. Wij zullen niet anders doen dan blijven voortwerken voor een beter leven, voor meer geluk, voor een verheffender maatschappij.’ | |
[pagina 205]
| |
Van Lienden sprak namens het N.V.V. Paris namens de plaatselijke beweging. Na een laatste ‘rust zacht kameraad’ togen de vele duizenden stadswaarts met de plechtige belofte voort te zullen bouwen aan de zoo zwaar bestreden arbeidersbeweging. Den volgenden dag wist Mr. Mendels gedaan te krijgen, dat C.H. Pieters uit de voorloopige hechtenis ontslagen werd. Nog steeds drukte de blaam op de Maastrichtsche arbeiders, dat zij de schietpartij zouden zijn begonnen. Avond aan avond wierp het Roomsche blad de arbeiders de beschuldiging voor de voeten den moordaanslag op den agent Houben te hebben gepleegd. Het werd hoog noodig, dat de juiste toedracht van 't gebeuren voor het forum van 't heele Nederlandsche volk werd bekend gemaakt. Den 25sten October 1929 kwam het gebeurde reeds in de Tweede Kamer aan de orde, waarbij Vliegen opmerkte, dat een onderkruiper een ellendeling, een moreel minderwaardig wezen is. Hij stelde vast, dat op 't moment, dat geschoten werd slechts een twintigtal personen ter plaatse waren, verspreide menschen nog wel. Op zoo'n kleine groep werd geschoten, zonder sommatie en op zóó'n korten afstand, dat de rook nog uit de kleeren van den ongelukkige opsteeg. Van Regeeringszijde werd toegezegd, dat de procureur generaal Couvé te Den Bosch een onderzoek naar het gebeurde zou instellen. Het rapport door hem uitgebracht was voor de Roomsche inquisitoriale machten vernietigend. Vastgesteld werd, dat door het publiek niet geschoten was. Vast was komen te staan, dat ten zeerste gekuipt was tegen den commissaris van politie en den burgemeester, die men reeds lang voor den 16den October tot daden van geweld geprest had. De staking ging verloren. De overwinnaars waren niet de directie, de Clerus of de Roomsche Vakbeweging. Fier trad de Socialistische beweging uit het strijdperk, gelauwerd door | |
[pagina 206]
| |
het volksvertrouwen en gelouterd voor den verderen kamp. En de Clerus? Ieder rechtgeaard arbeider wendde zich van hem af. Vooral het weerzinwekkende feit, dat de geestelijkheid in het gifthol der Zinkwitfabriek, in die inrichting der hartelooze liberale uitbuiters voor een stel minderwaardigen de Heilige Mis opdroeg werd algemeen gelaakt. - En zóó diende de Clerus de leer van den Christus. - En de Socialistische beweging was onuitroeibaar. Dit demonstreerde zich het duidelijkst in het stemmencijferGa naar eind(195). Kreeg de S.D.A.P. in 1927 bij de raadsverkiezing 6307 stemmen, in 1931 bedroeg dit 6648 stemmen. Voor de Kamerverkiezingen waren deze cijfers in 1925, 6757 stemmen. In 1929, 6819 stemmen en in 1933, 7112 stemmen. Relatief is de invloed der S.D.A.P. in Maastricht even groot als in de meeste steden in 't Noorden van 't land. |
|