Een eeuw modern kapitalisme. De Regouts. Leed en strijd van Maastricht's proletariaat
(1976)–Michael Ubachs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
Hoofdstuk XIX.Augustus 1914. Onverwachts - als een overstrooming der Maas midden in den oogsttijd - klonk de mare: Mobilisatie! Oorlog!... Vóór 9 uur 's avonds moesten alle dienstplichtigen zich ter beschikking van de militaire autoriteiten hebben gesteld. Mobilisatie! De meeste dienstplichtigen waren reeds in de kazernes. Toen de laatste arbeiderstreinen het station Maastricht binnen liepen was het kwart over negen. Groote plakaten fascineerden de aankomende, moegesloofde arbeiders, die hun 18 urige dagtaak achter den rug hadden. De dienstplichtigen onder hen doorhuiverde een rilling. Met een leege maag, zonder afscheid te kunnen nemen van hun dierbaren, gaat het in looppas naar de kazernes. Er hangt iets beklemmends in de lucht, iets onheilspellends. Angstig brengt de bevolking de nacht door, een nacht, waarin zij het gevoel heeft dat de dageraad nooit meer naken zal, een nacht van ondergang!?.... Plots een kanonschot. Ruiten rinkelen, alles dreunt. De echo herhaalt zich honderdvoudig in de dalen rondom en zoekt nieuwe kracht tegen de rotsmassieven. Weer een schot. Vlakbij!?... | |
[pagina 170]
| |
Men heeft 't gevoel of de schoten op slechts een paar honderd meter afstand gelost zijn. Dan ontwaakt de nieuwe dag bij welks gloren het ruim vierjarig tijdperk aanbreekt waarin de menschheid bloeden zal uit duizenden, millioenen wonden. Ontzettend zijn de ontladingen. Maastricht dreunt en schudt op zijn grondvesten, kinderen huilen; moeders zijn vertwijfeld, mannen zenuwachtig. De tweeen-veertigers braken hun vuur uit over het arme Belgenland. Drie dagen duurt dit duel. De Belgen beantwoorden met hun lichter geschut dat der Duitschers. Daar tusschendoor knetteren de mittrailleusen en het geweervuur. Als een giftslang door een moestuin kronkelt zich het moordend Duitsche leger door de Maasvallei. Pontonbruggen worden vlakbij over de rivier geslagen. Het vuur der Belgische forten vernietigt herhaalde malen deze bruggen. Honderden doode Duitschers liggen er tusschen de korenvelden en drenken met hun bloed de vruchtbare akkerlanden. - Roode Kruissoldaten en verplegers brengen de gewonden met auto's naar Maastricht, dat een groot lazeret geworden is. Van de andere zijde van de stad stroomen duizenden uit België gewezen Duitschers de stad binnen. In hun overhaaste vlucht en verbouwereerdheid hebben de meesten nog iets meegenomen, waaraan ze gehecht waren. Vogels in kooien, katten, honden, huisvlijt en dies meer. De karavaan van menschenwee houdt dagen aan. Boerenwagens voeren stroo aan om in pakhuizen uit te spreiden waarin de vluchtelingen, althans één nacht, hun vermoeide ledematen kunnen rusten. Gaarkeukens worden ingericht om de duizenden te voeden. - Oorlog! - Vlak langs de Nederlandsche grens loopt eene grintweg. Duizenden Nederlanders komen van heinde en verre om het losgebroken monster, het militairisme te zien. De heuvels in Mesch en omgeving, dienen als amphitheater voor de toeschou- | |
[pagina 171]
| |
wers. Berneau staat in brand, Moulingen staat in brand. De vlammen lekken hoog uit de met koren gevulde graanschuren en plantten zich voort aan de hooge machtige iepen, die langs den weg staan. Koeien, hebben zich van hun kettingen losgerukt en rennen woest door de velden. Vrouwen vluchtten als waanzinnigen de grens over. Eén draagt een vest waaruit een gouden horloge aan een dito ketting bengelt. Ineenkrimpend van smart gilt zij: Arme Harie, arme Harie. Ze hebben mijn Harie doodgeschoten. Hooge mieters uit het Duitsche leger geven orders uit. UlhanenGa naar eind(155) worden op verkenning gestuurd door de veldweggetjes. Zij gaan; de meesten komen niet terug. Vliegmachines circelen hoog in de lucht. Spoedig zijn al de velden vol soldaten, stram staan ze in 't gelid. De legerleiders spelen met hen als met pionnen op 'n schaakbord. Dit is niet de echte oorlog, die wordt later aan de Marne, voor Verdun en aan den Yzer en alle niet genoemde fronten uitgevochten. Dan telt men de dooden niet meer met tientallen, doch met tienduizenden. De avond daalt. De lucht is bezwangerd met rook en brandlucht. Overal in de omgeving verraad den rossen gloed, dat dorpen in brand gestoken zijn. Overal brullen koeien en paarden en gilt ander vee in doodstrijdt. Opeens knettert tusschen het kanongebulder door een aanhoudend geweervuur. Zoo vlak bij de grens, dat allen op de vlucht slaan. In Visé hebben de Duitschers, na zich bezopen te hebben, een ontzettende moordpartij aangericht onder de bevolking en daarna het stadje in brand gestoken. Toen een troep ruiterij zich op weg naar 't stedeke begaf meende de bestiale bende, dat het de vijand was en schoten zij op hun eigen troepen. 's Nachts rendde een 40 tal legerpaarden zonder ruiters de Hollandsche grens over. Dit was het overblijfsel van een troep ruiterij, die in het vuurgevecht van de Duitschers onderling bijna totaal vernietigd was. Pas in | |
[pagina 172]
| |
Ambij, 10 kilometer van de grens, kwamen de woeste dieren tot rust. Dit was de proloog tot de ruim vierjarige moordpartij! En steeds kwamen ze aan, de Duitsche legers. Op hun wagens, op hun caisons, op hun pontons, op hun kanonnen stond met groote letters geschreven. - Nach Paris!..... - Zou Nederland in oorlog komen?.... Het oude ‘Trajectum ad Mosam’ wordt in staat van verdediging gebracht. Uit de ramen van de huizen om de oude Maasbrug puilen de opgestapelde zandzakken waarachter de machinegeweren opgesteld zijn. Barricaden worden opgeworpen. Vanaf de Maasbrug ziet de angstige bevolking dat Visé en de dorpen vlakbij in brand staan. De bevolking klimt op de daken en de torens om de ontzettende vuurgloed te aanschouwen. België! Arm België ligt op de pijnbank. - En Maastricht weent....... Eindelijk zijn de Duitschers over de Maas en omstrengelen de oude Maasstad als in een worggreep. In Canne worden burgers vermoordt. Een troepje vrijschutters geeft de Duitschers aanleiding het dorp Lanaeken onder kanonvuur te nemen. Thans bulderen de kanonnen ook buiten de stadsmuren in 't Westen. ‘Wir sollen siegen’ vezekeren de Duitschers. De aardewerk en de glasfabrieken, alsmede alle andere ondernemingen in Maastricht, zijn plotseling van hun afzetmarkten afgesloten. De Belgische arbeiders zijn meerendeels door het sluiten der grenzen werkloos geworden. De mobilisatie eischt een groot contingent der industriearbeiders op. De fabrieken loopen leeg als een rijwielband waarin geprikt is. De werkloosheid stijgt onrustwekkent. Het heele economische leven dreigt ontredderd te worden. De arbeidersbeweging spant haar krachten in om de ontzettende gevolgen voor het volk zoo veel mogelijk te verzachten. J.H. Paris en N. Van Haaren gingen begin Augustus 1914 naar | |
[pagina 173]
| |
Heerlen en overlegden met het bestuur van den Nederlandschen Mijnwerkersbond over de mogelijkheid om werkloozen in de mijnen tewerk gesteld te krijgen. Er was een tekort aan houwers ontstaan. Honderden Duitschers waren ten oorlog getrokken en lieten hun vrouwen in de mijnkoloniën achter. Na de interneering van duizenden Belgen, waaronder vele houwers, die bereid waren in de mijnen te werken, konden tevens honderden Maastrichtsche werkloozen in de mijnen werk vinden. Reeds vanaf 1911 en 1912 konden de arbeiders van uit Maastricht per trein in de mijnstreek gaan werken. Dezulken vertrokken 's morgens om vier uur en waren dan in 't gunstigt geval 's avonds om 7 uur weer thuis, of ze moesten te Sittard anderhalf uur op aansluiting naar Heerlen wachten of anderhalf uur loopen van Simpelveld tot de mijnen. Nog erger was het gesteld met de honderden bouwvakarbeiders. Deze vertrokken 's morgens, of beter gezegd, 's nachts om drie uur veertig minuten en kwamen 's avonds om 9 uur weer te Maastricht aan. Deze stumperds zagen hun kinderen altijd slapend. Eén keer in de week en wel 's Zondags hadden ze tijd en gelegenheid met hen te spreken. In den oorlogstijd werd de toestand steeds erger. De kolen werden schaarsch. De machinisten van de treinen konden de vuren der machines niet behoorlijk stoken, zoodat het vaker voorkwam, dat de trein midden in 't veld bleef staan wegens gebrek aan stoom. Na uren soms kwam het parool - uitstappen. Dan moest men te voet naar Maastricht. In militairen pas en onder 't zingen van opstandige liederen werd dan door de dorpen in de richting van Maastricht getrokken. - Honden blaften, boeren en boerinnen schrokken. - Zou 't revolutie zijn?..... | |
[pagina 174]
| |
Ook waren er die meenden, dat nieuwe Bokkenrijdersbenden door het land trokken. - En de toestand werd steeds ondragelijker. Ook was er doorgaans geen stoom om in de barre winternachten de wagons - oude rammelkasten - te verwarmen. De deuren waren soms dicht gevroren en zoo vervoerden de Nederlandsche spoorwegen het ongelukkige proletariaat in de koude winternachten, nacht in nacht uit, zij, de proletariers die sloofden om het Nederlandsche volk warmte te verschaffen. - Zoo een leven was onmenschelijk. Lange ijspegels hingen aan de wagons. De wachthokken waren eveneens niet verwarmd. Het onvermijdelijke moest gebeuren. De arbeiders werden opstandig en smeten in 't station te Nuth de zware kachels - zonder vuur natuurlijk - door de ramen heen het perron op. Ruiten rinkelden - Toen een schot. De honderden bestormden het station. Het zou met den beambte, die het schot loste, niet goed afgeloopen zijn, indien niet eenige mannen tot kalmte maanden. Edoch de geest van verzet had zich van de slaven meester gemaakt. Anderhalf uur moesten die arme kerels in dat onverwarmde, onverlichte hok wachten, tot de mijntrein kwam, die hen naar de mijn ‘Emma’ of de ‘Hendrik’ zou vervoeren. Dan herhaalde zich het leed opnieuw, éen lijden, dat erger moest zijn dan dat van dwangarbeiders. - Eindelijk barstte de bomGa naar eind(156). Afgesproken werd, dat, indien na aanmaning, de treinen niet verwarmd zouden worden, niemand in zou stappen. Zoo stonden op een morgen de arbeiders op het perron te Maastricht. Niemand wilde instappen. De chef gaf een teeken en de trein vertrok zonder één arbeider. Zoo verging het ook de tweede trein naar Simpelveld. In optocht trokken wel duizend man, 's morgens om vier uur | |
[pagina 175]
| |
door Maastricht's straten onder het zingen van een schallende Internationale. In de Kleine Staat werd, bij een temperatuur van 15 graden onder nul, een openluchtmeeting gehouden. De spreker - N. Van Haaren - zette uiteen, dat alle vertoogen en verzoeken tot de autoriteiten tot geen resultaat hadden geleid. De arbeiders bleef niets anders over dan door staking aan den onhoudbaren toestand een einde te maken. Staande op de hooge trappen van het Dinghuis, - begluurd door de omwoners, die in nachtgewaad de gordijnen wegschoven om het ongewone gebeuren gade te slaan - maande de spreker aan om de legersteden op te zoeken. Allen bibberden van koude. Nogmaals werd de Socialistenmarsch gezongen en kraakte de bevrozen sneeuw onder hun voetstappen. De eischen der arbeiders werden 's morgens aan de mijndirecties en de spoorwegautoriteiten doorgeseind. De actie leidde tot de gewenschte oplossing. - De treinen werden verwarmd! Achteraf was gebleken, dat de arbeiders uit Roermond en Sittard zich bij de roerige Maastrichtenaren hadden aangesloten. Het vervoer met de spoortreinen werd van toen af dragelijker. De vakbonden van de mijnwerkers zetten hun actie voort voor betere verbindingen. Eerst na de Novemberbeweging van 1918 kwamen in dezen behoorlijke toestanden. De levensmiddelenvoorziening stokte hoe langer de oorlog duurde hoe erger. De honger striemde vooral hen die zwaren arbeid moesten verrichten bij abnormale arbeidstijden. Ook hiertegen kwamen vooral de Maastrichtsche mijnwerkers in beweging die zich aan 't hoofd der actie stelden en zonder lang te dralen, ingrepen. Dit was wel één der redenen waarom de Maastrichtenaren bij de autoriteiten minder gunstig stonden aangeschreven; doch erkend moet worden, dat zij door hun spontaneïteit voor groote arbeidersbelangen meermalen de spits afbeten. | |
[pagina 176]
| |
De eischen, aan de autoriteiten gesteld inzake de levensmiddelenvoorziening werden door langdurige correspondenties en conferenties niet tot oplossing gebracht. Het samenzijn der arbeiders in de treinen was een gereede gelegenheid om over allerlei vraagstukken van politieken en economischen aard te beraadslagen en te debatteeren. De verschillende stroomingen onder de arbeiders hielden hun aparte vergaderingen en noodigden tegenstanders tot debat uit. De oude ‘rammelkasten’ leenden zich bij uitstek tot die debatvergaderingen waarbij een 30 tal personen aanwezig kon zijn. Tenslotte wonnen het de mannen van de directe actie. Bij den burgemeester werd een conferentie aangevraagd. Een comité van actie was uit de rollende rederijkersGa naar eind(157) gekozen. Om kracht aan de actie bij te zetten werd besloten in optocht naar den burgemeester te gaan. Hiermede had het comité geesten opgeroepen die het niet meer in staat was te beheerschen. Bij het ruchtbaar worden van een hongeroptocht der mijnwerkers naar den Burgemeester sloot zich de halve bevolking van Maastricht er bij aan. Een geweldige volksmassa verdrong zich in het villapark. Er werd ‘honger’ geroepen en met steenen werden aan de huizen in de omgeving ruiten stuk gegooid. Deze conferetie - waaraan Van Wissem, P. Cuypers en K. Fouraschen deelnamen - kon vlug ten einde gebracht worden. Dit was maar goed ook, want ongure elementen dreigden door hun provocaties politie-charges uit te lokken en dan was het gevolg voor de tegen het kanaal aangedrongen volksmassa niet te overzien geweest. Deze actie leidde tot het gewenschte resultaat. De Burgemeester wist gedaan te krijgen dat de levensmiddelenvoorziening voor de mijnwerkers enorm verbeterd werd. Zoo waren de Nederlanders beland in het koninkrijk der eenheidsworst en hielden zich de regeerders onledig met de prijsniveau's vast te stellen van kropsla en peterselie, benevens voor alle andere levensbehoeften. - Rare tijden toch. | |
[pagina 177]
| |
- En 't roffelvuur van het front ratelde door de lucht. Weer waren de Maastrichtenaren en hun stad van de buitenwereld afgesloten. De kring der versperringen lag thans een paar kilometer van de oude wallen verwijderd. De Duitschers hadden de kooi omrasterd met geëlectrificeerde draden, die in een halven cirkel, van de Maas te Klein-Lanaye tot Smeermaas, de stad omsloten hielden. De éénige verbinding met overig Nederland was de oude Maasbrug, waar bovenop zandbarricaden en Spaansche ruiters, met ijzig lange pinnen en veel prikkeldraad, de mogelijkheid aankondigden, dat ook die éénige uitgang afgesloten kon worden. Het Nederlandsche leger was paraat! Om den vijand buiten ons land te houden, waren op de brug eveneens twee barrières geplaatst die, vóór dat de vijand de brug wilde passeeren eenvoudig met een hangslot afgesloten werden. - Of de Nederlandsche legerleiding ook tot in de finesses haar vernuft op strategisch gebied had uitgeput!!? Iederen nacht werd met deze ‘onneembare’ verdedigingswerken geoefend en soms moesten de mijnwerkers zóólang, wachten, dat ze den trein misten en hun daggeld verbeurden. Doch ze konden zich dan troosten met de gedachte, dat 't een offer aan 't vaderland gegolden had. Vanzelfsprekend ging het de glas- en aardewerkindustrie niet naar den vleeze. Meer dan duizend arbeidersGa naar eind(158) hadden werk in de mijnen verkregen; honderden waren gemobiliseerd, terwijl de gemeente door middel van werkverschaffing de overigen hielp. De sluik- en kettinghandel en de smokkelarij waren voor anderen weer een bron van inkomsten. Een paar jaar konden de smokkelaars de grenswachten verschalken door langs een onderaardschen gang van den Pietersberg de grens te overschrijden. Toen deze gedicht was, werd het smokkelen een gevaarlijk beroep. Tusschen de geëlectrificeerde draden werden leege tonnen zonder bodem en deksel gewrongen, | |
[pagina 178]
| |
waar men door heen kroop. Menig smokkelaar en ook menig vluchteling, heeft, ondanks alle vernuft, in den oorlogstijd zijn pogingen om de grens te passeeren met den dood moeten bekoopen. De armoede en de honger werden hoe langer hoe nijpender, terwijl O.W. ersGa naar eind(159) met hun bentgenooten zwelgden in overvloed. Zoo kropen de oorlogsdagen en jaren traag voorbij. Onder het proletariaat was een groeiende revolutionnaire strooming merkbaar. De werktijden in de fabrieken werden ingekrompen tot acht, zelfs tot zes uur per dag. De vakbonden en de Partij waren onafgebroken in de weer om voor de bevolking de noodige levensmiddelen te verkrijgen tegen behoorlijke prijzen. Een antiduurtecomité werd in het leven geroepen, waarin F. Becks, C. Beniers, J. Bergstein, J. Paris, C. Prevot en J. Tonnaar voor de socialistische beweging zitting hadden. Veel goed werk is door hen verricht; meerdere malen kon voorkomen worden, dat er eenzijdig gedistribueerd werd ten nadeele van het socialistisch volksdeel. Niet altijd lukte dit. Zoo ontstond er in 1917 een dekenschandaal, waarbij de Roomsch-Katholieken zich met een drieduizendtal dekens al te warm hadden toegedekt. De vakbonden wisten begin 1917 te bereiken, dat in overleg en met medewerking der fabrieksdirecties en het Gemeentebestuur een wachtgeldregeling tot stand kwam, die ten doel had de vakarbeiders voor de aardewerkindustrie te behouden en hen voor den ergsten nood te behoeden. Intusschen wierp zich de arbeidersbeweging met onweerstaanbaar élan in den strijd tot verovering van het algemeen kiesrecht, dat spoedig als een rijpe vrucht in haren schoot zou vallen. - En de Clerus was uiterst bevreesd. In het heele land werden provinciale betoogingen gehouden, welke de massameeting in Amsterdam voorafgingen. J.W. AlbardaGa naar eind(160) en A.B.K.Ga naar eind(161) spraken, 10 September 1916 op een terrein aan | |
[pagina 179]
| |
den Scharnerweg een enthousiaste massa toe. Duidelijk werd, dat in Nederland geen Regeering meer op kon treden, welke dit volksrecht niet op haar program had staan. Het was onder dezen niet meer te keeren volksdrang, dat de katholieken in Maastricht met schrik bevangen werden voor de publieke meening. Dra zou het uur gaan slaan, dat het arbeidende volk hun rekenschap zou vragen over de ellende, die het gedurende tientallen van jaren onder hun heerschappij had moeten ondergaan. In Maastricht stonden duizenden ‘Santa Casa's’Ga naar eind(162) zooals de bisschop van Roermond die te Loreto gezien had. Nu, in het licht van het nakend algemeen kiesrecht, liet hij ze, terwille van de schoone deugd en zedelijkheid niet verdedigen doch....... vervloeken bij monde van Dr. PoelsGa naar eind(163), die onder de te verwachten uitbarsting van het niet te keeren volksgericht, zijn vermaarde donderrede hield in het Staargebouw te Maastricht op 12 Maart 1917. Zijn rede genaamd ‘De Noodkist’ was als een deemoedige zelfbeschuldiging van een delinquent, die, na hardnekkige ontkenning, zijn zonden beleed. In een aangrijpend pathos liet de Doctor de Maastrichtsche toestanden aan zich en zijne hoorders voorbij gaan, ontroerend en indrukwekkend. Daar waren de levende geraamten der T.B.C. lijders; daar was het ondervoede werkvolk; het zedenbederf; het alcoholisme, dat zich in ‘welbehagen’ wentelde in de misère der krottenbuurten. Maastricht was volgens Dr. Poels een ruïne van christelijke beschaving, waar, naast de krocht van Sint Servaas, het Socialisme zijn hol groef. Daar waren de 1400 gezinnen, die de hand opstaken naar ‘Calvarie’Ga naar eind(164), inderdaad ‘Calvarie’!. Daar waren de 1700 eenkamerwoningen. Als dan Dr. Poels de schuldvraag stelt, dan zegt hij: ‘dat zelfs | |
[pagina 180]
| |
niet één priester zich onschuldig genoeg gevoelt, om naar wie hier schuldig zijn, den eersten steen te werpen’. - Inderdaad! Monseigneur: doch zoudt U zoo gesproken hebben, indien het proletariaat het algemeen kiesrecht, op het moment dat U sprak, niet alreeds praktisch veroverd had?... Zou U bijaldien niet hetzelfde lot ondergaan hebben als pastoor Weynen en rector Rutten?... Gij kondt zoo spreken, omdat het strijdend proletariaat voor U den weg geëffend had op een strijdtooneel, waar de Clerus de machtigste steun was geweest van het ondernemersdom! Het was het socialistisch proletariaat, dat U hoedde van de wraak der Regouts! Waarom wachtte U anders zóólang om alles te herstellen in Christus, tegen den wil der geldkoningen en der grootindustrieëelen. U gaaft cijfers, waaruit bleek dat 32 procent der bevolking op éénkamerwoningen hokte! dat van de 2688 ‘woningen’ er slechts 183 een eigen privaat hadden. U riep uit: - ‘Preekt, preekt, priesters van Maastricht tegen ontucht en onzedelijkheid, gaat dan eerst en vóóral in de Sint Mathias parochie eenige arbeiderswoningen bezoeken’Ga naar eind(165)! - Santa Casa's?! - O! Doctor, U had moeten bedenken, dat U zoo sprak in 1917, en de door U geschilderde toestanden reeds in 1866 tot zóó'n catastrofale epidemie leidden, de cholera!... en in 1892 tot de diphteritis. Doch toen was er geen algemeen kiesrecht op komst! Niet waar?... De R.K. arbeidersleiders hadden den grooten Doctor uitbundig toegejuicht. Zouden ze thans hun eischen aan de machthebbers stellen?... - Zouden ze manhaftig tegen de Regouts optrekken?... Geen sprake van. Ze deden niets; ja toch! ze deden wel iets! Ze gingen naar den steenhouwer en bestelden een... offer busGa naar eind(166). | |
[pagina 181]
| |
Nu zou de nood in de Sint Servatius veste tot het verleden behooren! Van het gemeentebestuur was vergunning verkregen om het symbolische embleem van slaafschheid, armoede en Christelijke solidariteit aan de Maasbrug te plaatsen ter zijde van Wijk komende. Het stadsbestuur was de meening toegedaan, dat dit reeds vóór vijftig à zestig jaren had dienen geplaatst te zijn, toen Maastricht de bedenkelijke eer genoot het hoogst aantal bedeelden te hebben van 't gansche land n.l. ongeveer dertienduizend van de ongeveer vier-en-twintigduizend inwoners. - Thans zou het sociale probleem opgelost zijn. De baloorige straathonden beroken het monument der Christelijke deugd even..... lichtten een pootje op en.... Of er ooit iets in de bus gedeponeerd is geworden om den nood van 't proletariaat te lenigen, staat nergens in de AnnalenGa naar eind(167) van Maastrichts roemrucht verleden geboekstaafd. De mijnwerkers vonden het jammer, dat zoo'n instituut, dat toch zoo een opmerkelijk cachet gaf aan de Christenstede er zoo voor kaas en brood bijstond. Zij besloten gezamenlijk er hun aanslag in de forensenbelasting in te deponeeren. In korten tijd was de offerbus gevuld. Of deze demonstatie er toe bijdroeg om het zoo zeer gehate belastingstelsel op te heffen is nooit duidelijk geworden. En toen verdween ieder spoor van sociale actie der katholieken uit Maastricht's stadsbeeld. De offerbus staat thans in het museum van christelijke sociale geschiedenis.
Het algemeen kiesrecht was in het Staatsblad opgenomen. In Limburg werd een ongekend stevige verkiezingsactieGa naar eind(168) door de S.D.A.P. gevoerd. Op de dorpen werden onze propagandisten W.C. de Jonge, Brinck en P. Cuypers met brulsonates ontvangen, afgewisseld door potdekselmuziek met instrumenten-begeleiding. | |
[pagina 182]
| |
In Maastricht was de S.D.A.P. allerwegen in actie. Op den dag der verkiezing was er een evenement. De mijnwerkers zouden tegen drie uur arriveeren met den trein om tijdig hun stem te kunnen uitbrengen. De treinen hadden ze gesierd met de leuzen der S.D.A.P. Te Maastricht aangekomen, werd voor het station in 't gelid aangetreden. Alle mijnwerkers hadden zich voorzien van een bakkersknuppel waaraan een roode zakdoek gebonden was. Zoo marcheerden ze - in 't gelid - met de knuppels op de schouders, als een intrekkend leger in een veroverde stad, de veste binnen, roode liederen zingende. - En ze stemden rood, de mijnslaven! In Maastricht had de Clerus en zijn satellieten het sociaal probleem willen oplossen door middel der filantropie. De arbeiders gaven hier een antwoord op, dat getuigde van diep klassebewustzijn. 7078 roode stemmen werden in 't district Maastricht uitgebracht. |
|