Een eeuw modern kapitalisme. De Regouts. Leed en strijd van Maastricht's proletariaat
(1976)–Michael Ubachs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 144]
| |
Hoofdstuk XVI.De man met de metalen stem, alias Van Vorst, ex-pater CelestinusGa naar eind(132), zwierf door het land. De eens zoo gevierde kanselredenaar had de soutane afgelegd. Zijn theatrale, donderende stem zou niet meer weerkaatst worden door de gewelven der bedehuizen. In Tilburg had hij reeds geruimen tijd in het socialistisch blad ‘De Fakkel’ artikelen geschreven. De bisschop had den man broodeloos gemaakt. Een vernuftige inquisitie had den ex-pater compleet uitgehongerd. In Maastricht had de Coôperatieve Vereeniging ‘Het Volksbelang’ destijds bijna de heele leiding in de arbeidersbeweging. Haar domineerende positie bleek wel zeer duidelijk uit een in 1907 uitgebracht rapport over de aanstelling van een algemeenen propagandist voor Maastricht. Het rapport hield zich met zeer diepzinnige problemen bezig, zoo o.a. over de bloedsmenging en de overige relaties der Limburgsche bevolking met de Duitsche of Belgische rassen. Het was dus een gewichtig document waar een psychiater zijn hart aan op kon halen. - Kort en goed: sollicitanten werden opgeroepen en hoe zich de commissie ook had uitgesloofd, vergeten had ze, dat de | |
[pagina 145]
| |
propagandist van ultramontaansche herkomst moest zijn, de latijnsche school bezocht moest hebben en voldoende studie van de theologie moest gemaakt hebben. - En zonder dat dit in het rapport geschreven stond, werd de man gevonden, die aan deze gecompliceerde eischen voldeed. - Die man was..... Van Vorst, ex-pater Celestinus! Van Vorst werkte op den Clerus als een roode lap op een stier. Maar Van Vorst was propagandistGa naar eind(133) van de S.D.A.P. al begreep hij van de volksgeest veel minder dan van de mythische verborgenheden, waarin de Roomsche kerkleer zich te hullen pleegt. Hij had uit de verte het Socialisme bestudeerd en zich de waanvoorstelling geschapen, dat tusschen socialisme en godsdienst een diepe kloof, een ravijn bestond, onpeilbaar diep en onoverbrugbaar breed. - En nu stond hij aan d'andere zijde van het ravijn en slingerde zijn toorn en wraakgevoelens naar hen, wier leer hij eertijds de eenig zaligmakende noemde. Dat de Clerus deze tegenstelling aanwakkerde behoeft geen betoog. De ergerlijke vervolging, die Van Vorst doorstond bezorgde hem vele vrienden, die 's nachts zijn huis aan den Statensingel bewaakten. Het blad ‘Samenwerking’ was in 1904Ga naar eind(134) vervangen door de ‘Voorvechter’ een maandblad, dat kort na zijn verschijnen om de veertien dagen uitkwam. Toen Van Vorst redacteur werd, opende hij op 3 Juli 1908 een feuilleton over de ‘Roomsche stichtelijkheden of te wel de heerlijkheden der Roomsche Kerk.’ Alhoewel de plaatselijk leiding gevende personen Van Vorst aanvankelijk in zijn anticlericaal drijven gesteund hadden, hebben zij hem, gezien de daarop volgende reactie, deswege gedesavoueerd. - J. Laenen was een der ijverigste colporteurs met dit blad. Zelfbewust wandelden J. Laenen en Bessems met hun gelijkmoedige metgezellen door de straten der voorstad Wijk en blaasden op het bij het volk overbekend trompetje gevolgd door den roep: | |
[pagina 146]
| |
- Koopt en leest de Vo-o-orvechter!.... - Jaszes Jaszes - riepen de kwezelkes en maakten een kruisteeken - ‘dao koomme de duuvele’!..... Anderen staken een vetkaarsGa naar eind(135) aan, waarin zeven spelden gestoken werden, en baden een ‘tiendsche’Ga naar eind(136). Dit gebed had tot intentie, dat hij, voor wien het gebeden werd, zou ineenkrimpen van smart zoolang het gebed duurde. - Toe..... Toe..... Toet! klonk Laenens trompetje. - Koopt de Vo-o-rvechter!..... - Ramen vlogen open, kijvende vrouwenstemmen riepen in schrille toonaarden. - Lie-le-ke, sme-ri-ge vui-lak-ke!..... - ‘Moot geer auch é gezêtsche medammeke’? zoo vroeg Laenens buur in smeuig Maastrichtsch dialect. - Heizoe! riep het madammeke en toonde haar derrière in geboortekleed..... - En een koor van kerksche vrouwen hief een verheffend liedeke aan: De kerk is onze Moeder
Die ons geleidt tot God
Ik ben een kind, een kind der kerke
De kerke heb ik lief.
De politie kwam opdagen. De socialistische propagandisten pasten aan deze gewijzigde omstandigheid hun actie aan. De hoornblazer scheidde zich van de groep af en liep, via het Waterpoortje, de Ruiterstraat in. - Toe - Toe-Toet! klonk zijn signaal. - ‘De roeien! de roeien!’ - was de algemeene roep in deze socialistisch gezinde volksbuurt. De bewoners van de huurkazerne ‘In de Stadt Remund’ en de overige uit de omgeving openden een stoet, die zich in de richting van de Hooge Brugstraat bewoog. Hierbij sloten zich tientallen mannelijke en vrouwelijke bewoners aan uit het Refugiehuis ‘De Proostdij’. | |
[pagina 147]
| |
De politie ziende, dat de rooien in de minderheid bleven, trok af. Van alle zijden drongen de haters der arbeidersbeweging op. Vanaf de uitspanning de ‘Gouden Leeuw’ tot die, genaamd ‘De Gouden Sleutel’ was het zwart van het volk. De waard van de laatste deelde ossenstaarten uit om de rooien mee te lijf te gaan; die uit ‘In de Sonweijzer’ bleef neutraal, zijn potten ‘aaijt en jonk’ hield hij in reserve voor ‘roeie en blauwe’. De volksbuurt bij ‘De Proostdij’ was als een belegerde veste, dreigend stond de bezetting op haar wallen om de roode propagandisten in bescherming te nemen. Uit de voor-, boven- en achterbouwen van de panden genaamd: ‘In de Goude Schmouck Scheer’ en ‘In de Reyp Grudt Molen’; ja zelfs die uit het huis, genaamd ‘De Witte Engel’ namen een pose tegen den ‘vijand’ aan die alles behalve engelachtig was. De roode propagandisten retireerden in een neutraal gebleven zone tusschen de furieuse massa en de wacht van proletariërs die de volksbuurt afzette. Dreigend stond hier klasse tegenover klasse. Straatbengels dromden op, slagers met bebloede witte kielen, broodbakkers, brouwers en hun knechten, smeden en kerkelijke doodbidders, allen maakten reclame voor hun zaak en treiterden de rooien. Een smid liep gesticuleerend tot voor de betoogers der rood gezinde groep volks vóór het refugiehuis en riep: ‘De roeien zien smeerlappe, dêugneete!’ ‘Van Vorst’, zoo sarde de man, ‘is eine Schôf!...’ - Pats!... daar rolde de held over de straatkeien. - De dag erna toonde de smid zijn blauw oog aan den Clerus. Zijn opzet gelukte volkomen. Voor zijn deelnemen aan de actie tegen de Socialisten werd hij ruimschoots beloond. Van dien tijd af had hij niet meer te klagen over werkloosheid. Ondertusschen was er helsch spectakel allerwegen. De Socialisten werden met straatvuil bekogeld. Slagersafval vloog hen naar de ooren. Onderwijl was er een der kwezelkes haar kaarsje uitgebrand. | |
[pagina 148]
| |
- Thans sloop ze schuw achter de menschenmassa om voorbij de ‘Gouden Leeuw’ rechtuit. Plots sloeg ze rechtsom het Kattenstraatje in, op het hoekje aan de Grachtstraat bleef ze staan ‘um veur m'nhier kapelaon e gezetsche te koupe’ van den afgevallen boosdoener en aartsleugenaar. Het kwezelke had op haar kamer een verborgen hoekje, waar ze, zonder dat ‘Sleevenhierke en 't duvelke’ haar zien konden, het krantje las vóór het kapelaan ter hand gesteld werd. - Op straat loeide de storm van klassenhaat en godsdienstfurie. De roode propagandisten werden bedreigd, uitgejouwd en bekogeld. Van uit de ramen hingen de hysterisch krijschende vrouwen met loshangende haren. - Er werd gevloekt, getierd, geschreeuwd. - En uit de rood omhoofde monden werd opnieuw aangeheven ‘De kerk is onze moe..... Knuppels doorkliefden de lucht. Leve Van Vorst!! Kinderen, ouden van dagen, mannen, vrouwen, alles vluchtte en verdrong zich tegen de huizen. - De koedrijvers Nöl en Driek, alsmede hunne zonen, kwamen aangestoven met een twaalftal snuivende, woeste stieren. ‘Leve Van Vorst!’ was hun kreet. De karavaan hield stil. Tot Laenen en zijn getrouwen werd geroepen ‘gef eus drei gezêtsches.’ Allé jongens’ ‘kôp uch auch eine Veurvochter’ riepen ze tot de verbijsterde omstaanders. Deze aanmoediging ontlokte opnieuween onheilspellend kabaal. - De koedrijvers zouden hun collega's cowboys in de prairiën in de Wild-West geen eer aandoen als ze, uitgehoond, het veld ruimden. - Knuppels zwaaiden door de lucht ‘Leve Van Vorst! dreigden ze. - Touwen werden vergaard. Twaalf Voorvechters gekocht en iedere stier kreeg parmantig de satanskrant voor den kop, tusschen de hoorns, gebonden. - Zoo trokken de drijvers de stad binnen zingende: | |
[pagina 149]
| |
Van Vorst is onze Vader
Die ons geleidt tot recht.
Ik ben een kind, een kind der rooien
De rooien heb ik lief.
De stieren snoven, hieven de koppen wild omhoog. ‘Leest de Voorvechter’ riepen de drijvers. - Paterkes en begijntjes sloegen een kruisje, vouwden de handen en baden op straat op hun paternosterke. 't Was verschrikkelijk! twaalf stieren en twaalf Voorvechters!..... - En 't kwezelke las uit het feuilleton: ‘Uwe oogen zijn duivenoogen tusschen twee vlechten; Uw haar is als een kudde geiten, die het gras van den berg Gileads afscheren. Uw tanden zijn als een kudde schapen, die geschoren zijn, die al te samen tweelingen voortbrengen en geen onder hen is jongeloos. Uw lippen zijn als een scharlaken snoer en uw spraak is lieflijk. - 't Kwezelke bekeek haar verrimpelde tronie in den spiegel, en las verder: - De slaap uws hoofds is als een stuk van eenen granaatappel. - Ha!... dacht 't kwezelke, daar komt 't, die rooie oproerkraaiers, ik dacht 't wel! granaten! en ze las: Uw hals is als Davids toren, die gebouwd is tot ophanging van wapentuig waar duizend rondassen aan hangen....... Het kwezelke werd bleek van angst. - Ophangen?..... mijn hals? duizenden rondassen? en ze viel in zwijm. Daar komen ze aangestormd, het jonge goedje, boe! boe! boe! Het lijkt wel een invasie van honderden jonge schijthonden boe! boe! boe! De wildebrassen, jongens en meisjes, klepperen met de klompen op de straatkeien. Waar komen ze vandaan? zoo midden in den schooltijd?..... - Boe! boe! boe! lieleke duuvele! roepen ze. De schoolbroeders en zusters hebben krijgsraad gehouden toen | |
[pagina 150]
| |
ze vernamen dat de rooien op colportage waren met de Voorvechter. Midden in den schooltijd gaven zij de schooljeugd vrij af onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat ze de socialisten Wijk uit zouden drijven. - De jonge, baloorige straatbengels wierpen zich als dol geworden katten op de colporteurs, scheurden hun de kranten uit de handen. De Socialisten begrepen die terreur en intimidatie. Zij staken geen hand uit naar het jonge grut en vluchtten de Sint Martinuskerk in. Onderwijl hitsten degroote lafaards de kleinen aan, die in hun overmoed opnieuw aanvielen. De politie zette het portiek der kerk af. En de broeders en zusters hadden hun taak als paedagogen volvoerd. De pastoor schreef naar den bisschop of nu de kerk niet opnieuw gewijd moest worden. Niets, maar dan ook niets, werd nagelaten om de Sociaal-Democratie dood te drukken. In Januari 1909 nam de gemeenteraad opnieuw een voorstel aan om de colportage na zes uur 's avonds te verbieden. ‘Eer en Deugd’ trok 's avonds door Maastricht's straten met een kruis voorop, onder de leuze ‘Limburg aan Christus.’ Wilde Van Vorst, b.v. een spreekbeurt vervullen bij Dreesens in het oude Refugiehuis in de Hoogebrugstraat of waar ook, dan moest hij door een brigade getrouwen omringd worden, anders was het voor hem levensgevaarlijk zich op straat te vertoonen. Voor het lokaal waar hij sprak werd gejoeld en gebruld en met potdeksels geslagen om het spreken onmogelijk te maken. Van Vorst overdonderde het geweldigst spektakel. Onder deze omstandigheden waren vechtpartijen aan de orde van den dag. De aanhangers van Van Vorst hadden zich de zakken uit de jassen gesneden. De boksbeugels droegen ze, bij het uittrekken, tot afweer op de verborgen handen. De socialisten waren zoo ongeveer vogelvrij en volkomen rechteloos. | |
[pagina 151]
| |
Bijna iederen avond was Maastricht het terrein van onstichtelijke tooneelen: provocaties waren aan de orde van den dag. De terreurbenden der katholieken werden aangevoerd o.a. door HolmanGa naar eind(137) en Martin Stassar, bijgenaamd ‘De Scheuteling’. Na het verheffende ‘Limburg aan Christus’ zongen ze: De roeien moote van de straot.
De Bongersklanten oet de raod.
Met de Bongersklanten werden aangeduid een groot aantal niet socialistische gecompromitteerden, die zich aan sexueele uitspattingen hadden schuldig gemaakt. Het feit, dat men de socialisten, die met dat schandaal niets te maken hadden, in een adem noemde, bewees wel de armoede aan argumentatie bij de katholieken. Voor de huizen en winkels der socialisten werd demonstratief met het kruis gezwaaid en geruimen tijd in een wijden kring gedemonstreerd. Dan daagden de rooien op. Manmoedig kwamen zij hun collega's ontzetten. Niet altijd namen de ‘christelijke’ demonstranten de vlucht en dan ging het warm toe. Zoolang de socialisten in de minderheid waren, was 't of er geen politie in Maastricht bestond. Door de katholieken werd een blaadje uitgegeven met den naam ‘De Bessem’. Een bebaarde arbeider was aan den kop afgebeeld, die de Controleur, De Voorvechter, Limburg's Belang, De Dageraad, en andere oppositiebladen wegbezemde onder het motto: - Mestreech veuroet, De Bessem in de haand - Veeg links en rechts et voel papier aon kaant. Ook de socialisten lieten zich op dit terrein niet onbetuigd en gaven ‘De Smik’Ga naar eind(138) uit onder het motto: - Met de grondwet in de haand - Smikke veer de Bessem aon kaant. In beide blaadjes waren rubrieken geopend, waarin men onder een motto bijdragen kon geven. Zoo offerden twee onafhankelijke meisjes 30 cent ‘omdat ze geen blauwe liefsteGa naar eind(139) wilden’. | |
[pagina 152]
| |
In gezangen, die niet altijd aanspraak konden maken een poëem te zijn ontwelde de ontboezeming van 't gemoed der strijdersscharen, als deze hun rondgang door de stad hielden. De socialisten zongen, aan 't adres der katholieken: Zoondags goon veer colperteeren
Daan weurd de Bessem roondgebracht
Daan moote veer goon spionneere
Aal wat veer zien weurd aongebracht
In 't Volkshuis werd geheimzinnig gefluisterd. De ‘Bessem’, het schendblaadje, was voor den laatsten keer verschenen. Het liep tegen carnaval, de dagen, dat de Maastrichtenaar uit zijn vel stapt om te verwijlen in het droomenland der fantasie, de dagen der zinsverbijsterende sotternij. - En de ‘Ster’Ga naar eind(141) studeerde een treurmarsch in. Spoedig lekte uit, dat de ‘Bessem’ de bijzondere eer te beurt zou valllen de eerste te zijn, die door het roode muziekkorps ten grave gedragen zou worden. - Het is carnavalsmiddagGa naar eind(142). Gesluierde vrouwen drommen rond het Volkshuis. Vier doodbidders komen met een doodenberrie naar buiten met rouw omfloerst waarop een groote bezem, symboliseerende ‘De Bessem’ orgaan der Katholieke Sociale Actie. De stoet zet zich in beweging. De ‘Ster’ speelt een melancholieke treurmarsch op de wijze: Zoo gaat Jantje naar den bliksem toe’. Vrouwen huilen. - Enorme belangstelling langs den weg. Maastricht gnuift! Maastricht schuddebuikt! - De Maas wordt bereikt. - Daar wordt de Bessem onder oorverdoovend gehuil over de balustrade der brug gewipt. | |
[pagina 153]
| |
Als een troep bezeten Edelgermanen, als dol geworden Hottentotten, wordt er gedanst, gesprongen. - De Bessem is begraven!... - En Maastricht jubelt van uitbundige pret. |
|