Een eeuw modern kapitalisme. De Regouts. Leed en strijd van Maastricht's proletariaat
(1976)–Michael Ubachs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Hoofdstuk XV.De bisschop van Roermond had de ‘Santa Caza’ te Loreto bezocht, het huisje, waar de Heilige familie - althans volgens de legende - in gewoond zou hebben. Op den Katholiekendag - te Kerkrade gehouden - getuigde hij, dat het zwaartepunt niet lag in de goede woning om daarmede het zedelijkheidsgevoel te ondersteunen, want daar was de Heilige familie wel een voorbeeld van geweest. Het huisje, waarin deze gewoond had, zou thans zeker onbewoonbaar verklaard worden en toch..... waar zou er schooner deugd te vinden zijn geweest. Met zulke toespelingen werd - zoo lang de Sociaal-Democratie niet kon doordringen - de volkshuisvesting op rigoreuse wijze verwaarloosd. In 1904 verkommerden - bedreigd door duizenden gevaren - te Maastricht in 1650 éénkamerwoningen niet minder dan 5138 personen. De S.D.A.P. zou haar Socialistische roeping schromelijk verwaarloosd hebben, indien ze hiertegen niet te velde getrokken was. - Neen! ook in dezen deed zij haar plicht. Reeds begin Januari 1902 richtte zij zich met een adres tot den Raad om een | |
[pagina 141]
| |
plan van uitbreiding voor de stad te ontwerpen; de eerste stap, die gezet moet worden om tot een behoorlijke volkshuisvesting te komen. Het ontwerp adres werd behandeld in de ledenvergadering van 7 Januari 1902. Er werd in gezegd: ‘dat in een middenpunt van nijverheid met een groote fabrieksbevolking als Maastricht, dergelijke plannen moeten worden vastgesteld om den bouw van arbeidswoningen, van gemeentewege te doen plaats hebben.’ Het allerkatholiekst gemeentebestuur deed echter niets en was dientengevolge medeplichtig aan de ontzettende lange doodenlijst die telkenjare van Maastricht's bevolking samengesteld werd. Eerst toen - in het licht van de komst van het algemeen kiesrecht - men zich in Roomsche kringen er van bewust werd, dat de Sociaal-Democratie niet lang meer uit de openbare lichamen te weren zoude zijn, werd iets ondernomen op het terrein der volkshuisvesting. - Ook hier was het spreekwoord van toepassing: ‘Komende gebeurtenissen werpen hare lichtstralen vooruit.’ Na de fnuikende nederlaag der spoorwegarbeiders waanden de ondernemers zich nog meer onbeperkte heerschers over de loonslaven. De uitmergeling was ten hemeltergend. Ter illustratie hiervan diene het volgende loonbriefje, zooals ze trouwens met tientallen aan de jonge arbeiders werden uitgereikt en in de ‘Voorvechter’ werden afgedrukt. De Sphinx v.h. Petrus Regout en Co | |
[pagina 142]
| |
Een van de meest fanatieke uitbuiters in de Maastrichtsche ondernemerswereld was de firma Van Oppen, die aan de Kommel een ijzergieterij dreef. De ‘meneuvres’ verdienden 96 cent per dag, gieters 1.20 gld: tot 1.46 gld: Het loon werd, zeer deftig, per maand uitbetaald. De in Februari 1906 opgerichte afdeeling van den Metaalarbeidersbond zette zeer spoedig een actie in bij deze firma. Onder leiding van het H.B.Ga naar eind(130) lid Dekkers werd geconfereerd, hetgeen tot het afsluiten van een contract leidde met voordeelige condities. In 1907 wilde de firma het contract niet meer hernieuwen. Dit had een werkstaking onder het personeel tot gevolg. Het heele vakpersoneel - 40 man - staakte. Enkele onderkruipers bleven aan 't werk. De directie stelde het voor alsof de staking van geen invloed was. Om de juiste positie te bepalen hadden eenige stakers het dak der fabriek beklommen en er een gat in gemaakt, zoodoende werd het mogelijk een nachtelijke inspectie te houden. De dag erna werd met de directie geconfereerd en wist het H.B. lid van den modernen bond nog meer af van den inwendigen toestand der fabriek dan de directie zelf. De directie weigerde de eischen der stakers in te willigen en besloot uitsluitend met arbeiders te werken, die katholiek georganiseerd waren. De vaklieden togen naar Aken en Luik; steden die destijds door arbeiderstreinen met Maastricht verbonden waren en waar honderden proletariërs, die door de Roomsche uitbuiters, broodeloos gemaakt waren, een goed bestaan vonden. Dit contact der Maastrichtenaren met hun Duitsche en Waalsche kameraden is een factor van niet te onderschatten beteekenis geweest in de vorming en scholing van Maastricht's proletariaat. Het wegtrekken der vaklieden - die allen rood waren tot op de graat - had tengevolge, dat de ijzergieterij der firma Van Oppen te niet ging. Eveneens werd er op de textielfabriek van Ernest Regout een ongekende uitbuiting toegepast. Bazen verdienden nog geen | |
[pagina 143]
| |
gulden daags. Conflicten waren aan de orde van den dag, die door de geestelijkheid en charitas werden bijgelegd. Alle arbeiders werden bedeeld. Als er een conflikt dreigde gaf men extra soepkaartjes. Toen ontstond een lied met het refrein. En wie auwer of ze weurde en wie stommer of ze zien. En veur e sôppekeertsche zoue'n ze van de blauweGa naar eind(131) wêlle zien. |