Een eeuw modern kapitalisme. De Regouts. Leed en strijd van Maastricht's proletariaat
(1976)–Michael Ubachs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
Hoofdstuk XIV.Maastricht nam steeds meer de allures aan van een belangrijke fabrieksstad. De ‘Moza’, een porcelein en tegelfabriek, was door L. Regout opgericht aan den Meersenerweg. Alfred Regout stichtte een tegelfabriek aan de Franciscus-Romanusweg. Buiten de Brusselsche poort verrees de groote exportbierbrouwerij der Ruttens. De cokesfabriek Hollando-Belge werd buiten de Boschpoort en de Zinkwitfabriek aan de zijde van Wijk bij de spoorbrug gesticht. Aan den Scharnerweg bouwde men de ‘Urania’, een fabriek voor zilverwerken, terwijl een nieuwe glasfabriek ‘De Stella’Ga naar eind(125) in ijzerconstructie uitgevoerd werd langs de spoorlijn naar Venlo. Allerwege klonk het lied van den Arbeid. Kleinere ondernemingen verrezen allerwegen, bouwondernemers maakten goede zaken. Het transportwezen te land en te water had overvloed van werk. De radicale partijGa naar eind(126) had de stakingen in 1895 en 1896 moreel en financieel gesteund en voerde opnieuw onderhandelingen, - althans aanhangers dier partij - om de aardewerkfabriek ‘Op de Bek’ van Frits Regout te koopen. Het plan bestond om ter plaatse een nieuwe glasfabriek te bouwen om in die onder- | |
[pagina 136]
| |
neming de uitgeworpenen van Regouts fabrieken te werk te stellen. Toen Frits Regout wist, dat het benoodigd kapitaal bijeen was, lichtte hij de directie der Sphinxfabrieken over deze plannen in. Toen deze het gevaar zag en vreesde dat hare winsten bedreigd en vooral haar heerschappij over de arbeiders gebroken zou worden, kocht zij voor den bedongen prijs de onderneming van Frits Regout. Met dezen hoop kocht ‘De Sphinx’ tevens de bedreigde alleenheerschappij over de loonslaven, die vrije mannen dreigden te worden. De glasblazers, slijpers of wie ook, waren, als zij niet dienst namen naar Indië of naar België of Duitschland vluchtten, volkomen de onderhoorigen der Regouts. In dezen waren de Regouts, hoe zij ook onderling verdeeld mochten zijn of familieveeten mochten hebben, volkomen homogeen. Eenige opluchting deed zich voor, toen begin 1903 ‘De Stella’ geopend werd en menig glasblazer het oude ‘moordhol’ aan de Boschstraat den rug kon toekeeren. Of hij nu uit de nesten was?.... Onderwijl dreigde in Nederland de algemeene staking. Zondag 15 October 1899 had het H.B. lid Th. Franssen voor een zestigtal spoorwegmannen gesproken en was opnieuw een afdeeling van den modernen bond opgericht met 35 leden. Begin 1900 had de afdeeling reeds 120 leden. In Januari 1903 waren partieele stakingen in het spoorwegbedrijf uitgebroken, omdat het personeel weigerde goederen te vervoeren van transportondernemingen, waarbij de arbeiders in staking waren. Op 8 Maart werd te Maastricht, evenals in vele steden van het land, een protestmeeting belegd tegen het voornemen om de vrijheid van staken en het recht van organisatie te beknotten neergelegd in de ingediende z.g. tuchthuiswet. Alvast werd op het personeel een niets ontziende terreur toegepast. De conducteur J. Botke werd te Maastricht ontslagen, omdat hij een aankondiging van een personeelsvergadering had aangeplakt. | |
[pagina 137]
| |
Hij was het eerste slachtoffer in Limburg. Deze vreesaanjaging tegenover het personeel had evenwel een averechtsche uitwerking. Vaster dan ooit sloot men zich om den vakbond. De directies toonden hiermede dat ze het gegeven woord, n.l. de erkenning der organisaties, hadden gebroken. Medio Maart 1903 stelde de vakbond zijn eischen aan de directies. Onmiddelijk werd te Maastricht een comité van verweer gesticht tegen de dwangwettenGa naar eind(127). De meeting op 8 Maart slaagde buitengewoon. Het Volkshuis was barstens vol. De spreker Reijndorp uit Utrecht werd uitbundig toegejuicht. Maandag 6 April had het comité van verweer te Amsterdam de staking voor het heele land geproclameerd. 's Donderdags er na hoonde de bourgeoisie het proletariaat en nam met 81 tegen 14 stemmen de dwangwet aan. Lichtingen werden opgeroepen en de spoorwegstations werden bezet. Het roomsche kamerlid Pastoors had den spot gedreven met de arbeiders over hun dreigement met staking. Troelstra beet hem toe: ‘Gij speelt met vuur! mijnheer Pastoors’. - De tyrannie der directies was ondragelijk geworden. Ook te Maastricht was met geestdrift besloten het werk neer te leggen. Tot laat in den nacht werd vergaderd. Om drie uur toog men naar 't station om te pogen den eersten goederentrein niet te doen vertrekken. Dit lukte evenwel niet. De trein vertrok. Posten werden uitgezet. 's Middags werd opnieuw in ‘Het Volkshuis’ vergaderd. Gezamenlijk trok men langs de woningen van het personeel. Hier en daar voegden zich nog stakers bij hen. Het machinepersoneel gedroeg zich schitterend. Onderwijl had de aalmoezenier SourenGa naar eind(128) de geschorste beambten bij zich ontboden om een verklaring te teekenen, waarin zij intrekking vroegen van het hun gegeven ontslag. Opnieuw was het de clerikale kliek, die de solidariteit der arbeiders brak. Na hun daad beseften de mannen, dat zij de ketenen van het | |
[pagina 138]
| |
kapitalisme om de polsen van hun arbeiders kameraden hadden helpen slaan. Zij huilden, van emotie, over hun zwak oogenblik. Het was evenwel te laat. De strijd was gebroken in Maastricht zoo als in 't heele land. In 't Volkshuis kwamen de moedigsten, alhoewel verslagen, bijeen, in het aanschijn van den honger en de onzekere toekomst. - Zestig slachtoffers waren in Maastricht te betreuren. J. Botke, die reeds voor de staking ontslagen was, werd winkelchef in de Coöperatie ‘Het Volksbelang’. Tijdens de staking werd in de huizen der onderkruipers een plaat aangetroffen, uitgegeven door ‘Patrimonium’, waar Troelstra op afgebeeld stond als de Romeinsche afgod Janus met de twee aangezichten, zeggende naar eene richting: ‘geen sterveling denkt aan staken’ en naar de andere; ‘staken jongens zoo hard gij kunt!’ De bedoeling was duidelijk. Met een list moesten de onderkruipers in hun verraad gesteund worden. Deze plaat was spoedig verdwenen, echter niet de befaamde worgplaatGa naar eind(129) van A. Kuyper; deze is thans nog in menig arbeidersgezin in Maastricht terug te vinden, een bewijs, welk een diepen indruk de spoorwegstaking óók op Maastricht's fabrieksproletariaat achterliet. Het arbeidende volk had, door de staking van 1903, dit geleerd, dat het neerleggen van den arbeid in vitale bedrijven consequentie's meebracht, waarvoor de voorwaarden in die tijd niet aanwezig waren, n.l. voldoende politieke macht. - Na de staking trad een tijdperk in van moedeloosheid en neerslachtigheid. - Ook de R.K. vakorganisatie bestond nog, doch droogde bij gebrek aan vertrouwen en dadendrang uit als de kwelwateren in de uiterwaarden; neen, juist de natuurwetmatigheid was de oorzaak van de opdroging harer bronnen, omdat ze uitsluitend geboren was door den drang van den wassenden rooden vloed. | |
[pagina 139]
| |
- Het ‘feu Sacré’, waarmee het jonge socialisme bezield was, scheen uitgebluscht. Als roofgieren boven een slagveld, vervolgde de kapitalistenkliek het uiteengeslagen leger van den Arbeid. - Doch niet allen wanhoopten. Een kern van getrouwen hield de wacht om den standaard van het verslagen arbeidersleger, wachtende op het steken van den klaroen tot nieuwen aanval en strijd. Hiertoe waren alleen heldenfiguren in staat en gelukkig, hoe het ondernemersdom ook met de hongerzweep het proletariaat striemde, toch richtten de loonslaven zich op, balden de vuisten en zwoeren opnieuw trouw aan de Sociaal-Democratie! |
|