Een eeuw modern kapitalisme. De Regouts. Leed en strijd van Maastricht's proletariaat
(1976)–Michael Ubachs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
Hoofdstuk XII.'t Jaar 1897 liep ten einde. De betooverende invloed van de Socialistische vrijheidsidee ebde terug; de desillusie van de verloren staking, de overmacht van Clerus en Kapitalist hadden Maastricht's proletariaat teruggedrongen in slaafsche onderworpenheid. Vooral de vergeefs gebrachte offers en het vertrek van Vliegen werkten funest. Van 1897 tot 1900 was van proletarisch verzet geen sprake. De nachtmerrie, die de loonslaven door het gerammel hunner ketenen den ondernemers hadden veroorzaakt, was als een spookbeeld heengegleden. P. Regout had zijn levensideaal - aan zijn vijf zonen ieder een schitterend buitengoed en een groot kapitaal te schenken - in vervulling zien gaan. Deze vijf zonen hadden weer zooveel maal vijf zonen en dochteren en Limburg was een schoon land. Om al de wenschen der Regouts te realiseeren zou dit dierbaar oord in een eldorado herschapen moeten worden, vol pracht en weelde, behalve het sombere verschrikkingsoord, dat Maastricht heette. Daar zouden uit de verstikkende atmosfeer der smeltovens - waar de duivel der winzucht steeds intenser de vuren oprakelde - de voordeelen | |
[pagina 120]
| |
geput worden om de spil- en genotzucht der hoogmoedige en verwende nakomelingen van den industriekoning te bevredigen. - En deze kans was schoon!... Gelukkig, de vuur- en bloedduivels, de Socialisten waren uitgeroeid. De groote Schaepman had het gezegd en zijn trouwe vazallen hadden deze ‘waarheid’ herhaald. - Gelukkig!... Nu werden die goede, brave werklui niet meer opgeruid. Op het slagveld van den arbeid heerschte de stilte van den dood. Loom sloofden de slaven en slavinnen in het steeds hooger opgevoerde tempo, dat de machine aangaf. Nieuwe vindingen werden op ieder terrein toegepast. De tarieven werden steeds meer verlaagd. De Regouts, alsmede de andere ondernemers, knalden de zweep der uitbuiting over de gebogen ruggen hunner onderhoorigen. Het aantal verminkten steeg van dag tot dag. Het werd zoo erg, dat de militaire autoriteiten moesten ingrijpen, omdat de arbeiders, die in de aardewerkfabrieken werkten voor een overgroot percentage, ja bijna allen, ongeschikt voor den militairen dienst bleken te zijn. Inzooverre hun lichaamsbouw het toeliet hen voor den dienst te bestemmen, bleek, dat de meesten verminkte vingers hadden. Vier duizend vier honderd drieangels moesten vervaardigd zijn, eer men een loon van Fl. 1,04 verdiend had. 4400 maal moest de arbeider of arbeidster de vingers wagen voor dit hongerloon. - Wat baatten de wonden?... Wat baatten de pijnen?... - Voort! was het parool, tempo! tempo!.... Winst voor de ondernemens, lusttuinen, weelde, jachtpartijen, gouden Louis, banknoten!... - Vooruit! tempo!.... of van honger krepeeren!... - En weer spatte bloed uit vele wonden. Wat baatte geweeklaag?... O zwarte nacht! | |
[pagina 121]
| |
- O hopelooze toekomst!...
Rondom het groote kerkhof verrichtten twee mannen hun eentonigen arbeid. Zwijgend wierpen zij spade na spade van den killen, kleverigen grond uit de eindelooze sleuf. In den volksmond heette deze de ‘kinderloopgraaf’. Twee hoog, drie hoog, vier hoog werden de kinderlijkjes begraven. Evenals op een oorlogskerkhof werden de graven der kleine slachtoffers van het verfoeilijke kapitalisme voorzien van een houten kruisje met een plankje, waarop het nummer stond. De geestelijkheid prees den goedmoedigen werkman voor zijn veeltallig kroost, doch stak er geen hand voor uit om de kleinen te redden van de ontzettende gevaren, welke hen omringden. Verwaarloozing, vooral van de slavende moeder, was oorzaak van den massadood der kleinen. Hoe menig wicht bezweek niet als gevolg der loodwitvergiftiging. Ja juist!... de loodwitvergiftiging..... - Ontzettend is de verwoesting geweest, die dit vergift onder Maastricht's proletariaat moet aangericht hebben. Deze vergiftiging openbaart zich door maagkrampen, blindheid, tandziekten, loodzoomGa naar eind(112), bloedarmoede, geelzucht, verlamming en andere aandoeningen. Tijdens de actie van de vakvereeniging ‘Loon naar Werk’ werden statistieken bekend gemaakt over de werking van 't vergift. Op de 123 geboorten, waarbij moeder en vader in loodwit werkten, waren 64 miskramen, 4 ontijdige bevallingen, 5 doodgeborenen en 20 sterfgevallen beneden het eerste levensjaar. Voegt men hierbij de kinderen, die boven het eerste levensjaar stierven, dan kan men vaststellen, dat 90% van het kroost dier ongelukkigen ten ondergang gedoemd was vóór het vijfde of zesde levensjaar. Op de 1000 vrouwen, die in loodwit werkten en bevielen, waren 609 miskramen. Ook als alleen de vader in loodwit werkte en de moeder niet, | |
[pagina 122]
| |
waren op de 142 bevallingen 82 miskramen, 4 ontijdige bevallingen en 20 dooden beneden het jaar. In December 1901 zei Minister Kuyper in de Tweede Kamer, dat die misstanden niet mochten blijven voortbestaan. Hoeveel dooden het vergift nog na die verklaring geeischt heeft, ook dat zal nooit geboekstaafd kunnen worden. Opzettelijk en zonder het minste gevoel van menschelijkheid dreven de directies hun loonslaven den dood in. Gaven de dokters briefjes mee met verzoek de lijders aan ander werk te plaatsen, dan werden die briefjes weggeworpen en aan het voorschrift werd niet voldaan. Drongen de arbeiders (sters) op ander werk aan, dan kregen zij tot 80 procent minder loon. Zoo kon het gebeuren, dat de lijders aan loodwitvergiftiging de doktersrecepten zelf weggooiden uit vrees voor ontslag of achteruitstelling in loon. Deze barbaarsche toestanden bestonden niet alleen bij de Regouts. De ‘Société Céramique’ deed in deze bestiale methoden niet onder voor ‘De Sphinx’ directie. En deze heeren zeiden zelf, dat zij de dragers der beschaving waren. De getrouwen van de Vakvereeniging ‘Loon naar Werk’ vulden flesschen met loodwitvernis en stelden ze aan hun bestuur ter hand. Hiermede hoopten zij hun kameraden uit de klauwen van het doodend vergift te redden. Aan het Chemischen Microscopisch Laboratorium van Dr. Roos en Hermans te Amsterdam werd een scheikundig onderzoek verzocht. 25 Juni 1902 schreef Dr. Van Hamel den volgenden brief aan ‘Loon naar Werk’. Mijne Heeren, | |
[pagina 123]
| |
worden vervaardigd. De kosten van een onderzoek bedragen Fl. 15. Ons behoort evenwel nauwkeurig te worden opgegeven met welk doel het onderzoek geschiedt. Hiermede werd de zoo geruchtmakende loodwitkwestie aangesneden. In Wijk woonde de tuinbouwleeraar Dr. Snellen, die nadien de analyse van het gifthoudend vernis vaststelde. Onderzoekingen hadden plaats om tot een vergiftloos vernis te geraken. Hierin slaagde Dr. Van Eck te Breda. ‘Loon naar Werk’ had onderwijl zijn actie tegen de vergiftiging van de vrouwen en mannen en van heele gezinnen met kracht voortgezet. De Regouts namen hierover wraak en ontsloegen de arbeiders, die er van verdacht werden vernis te hebben meegenomen voor onderzoek. Het Sociaal-Democratisch kamerlid Helsdingen interpelleerde erover in de Kamer en toonde met een schat van gegevens de ruïneerende uitwerking op de aangetaste, lijdende, arbeidende bevolking aan. Minister A. Kuyper bracht Helsdingen hulde voor zijn bemoeiïngen en zijn weldaad aan de volksgezondheid bewezen. De vergiftiging had intusschen haar werk gedaan. Arbeiders die aangetast waren, vielen soms plotseling dood neer. Aan de fabrieken werden strenge maatregelen tegen het gevaar voorgeschreven. Terwille van de hygiëne werd bepaald, dat aan de verniskuipen niet meer mocht gewerkt worden, dan met voorgeschreven kleeding. Om de veertien dagen moest het personeel vervangen worden. Zij, die door de wraak der ondernemers broodeloos waren gemaakt, werden zooveel mogelijk ondersteund. Drie slachtoffers, H. Loontjens, Hollanders en Thomassen werden in dienst der coöperatie ‘Het Volksbelang’ genomen als broodbezorgers. In ‘De Voorvechter’Ga naar eind(113) van 3 Juli 1908 stond het overlijdensbericht van H. Loontjens; dat luidde: | |
[pagina 124]
| |
‘Hubert Loontjens overleden.’ - ‘Na jarenlang geworsteld te hebben met den dood door vergiftiging, was hij een oud, afgeleefd, afgetobd man - de nauwelijks dertigjarige! - Wie was Hubert Loontjens?... Een arm, eenvoudig arbeider, een vernisgever, toen wij hem leerden kennen. - Verder niets. - Of neen, toch nog iets! - Hubert Loontjens was een held. Zoo - eenvoudig weg was hij een held. Geen held met een mooi glimmend pakje aan en een moordtuig op zijde, neen Hubert Loontjens was een held zonder moordgedachten, veeleer met de hoop te hebben geleefd voor de verbetering der toestanden voor zijn kameraden. - En dat hebt gij gedaan Hubert! Als held hebt gij geleefd en als held zijt gij gestorven. Gij hebt uw patroon getrotseerd en uw patroon heeft u in de ellende gestooten, maar uwe kameraden hebt gij groote diensten bewezen, omdat gij de gegevens verschafte, waardoor de vergiftiger van het lichaam zijner arbeiders gedwongen werd verbeteringen in te voeren. - Wie die patroon was? - Wat doet het ertoe: Gij en wij en vele anderen weten het. - Aan ons is niet de wraak. - Aan U is thans de rust. - En aan ons de plicht om, met moedigen als gij, uw werk voort te zetten. Laat ons den strijd gerust over en slaap vredig’... H. Loontjens was door de directie der Société Céramique ontslagen, omdat hij een flesch vergiftig vernis aan het bestuur van ‘Loon naar Werk’ had ter hand gesteld. De overledene sloot de rij van een groot getal nooit genoemde onbekende soldaten, gevallen op 't slagveld van den Arbeid, | |
[pagina 125]
| |
slachtoffers der verwaten, schrokkerige onmenschelijke industriëelen. Het stoffelijk overschot van H. Loontjens werd bijgezet op het kerkhof. Zijn graf werd gedicht gelijk de graven der honderden, waarover het jonge gras wiegelt en fluistert van de tientallen, ja duizendtallen, die onder zijne zoden rusten, allen, allen offers van het kapitalisme sedert zijn intrede in Maastrichts veste - sinds 1834..... Statistieken worden bijgehouden van het vee, dat ten prooi valt aan de eene of de andere besmettelijke ziekte. - O Maastricht! O gewaande christenstede! als ooit een statistisch gegeven zou geopenbaard kunnen worden van de doodenlijst, den gruwel, die uw schijnheilig, gebeden prevelend ondernemerdom het arbeidende volk heeft aangedaan, gevloekt zoudt gij worden door het koor der menschenkinderen, dat leeft en leven zal..... Maar neen! koestert geen vrees, gij veinzaards! De kinderloopgraaf zwijgt. De moeders die de duizendvoudige barensweeën doorstonden en haar leed te vergeefs geleden hebben; ook zij zwijgen. Ook over haar heerscht de dood.... Maar tot de levenden richt zich dit boek, tot mannen, vrouwen en jongeren en laat de rijen uitgeteerden, uitgesloofden, uitgemergelden en uitgezogenen aan U in een visioen voorbijtrekken, uren, dagen lang. In naam dezer duizenden roepen wij U te wapen, te wapen rond het vaandel van de idee der bevrijding, voor het Socialisme. De Vakvereeniging ‘Loon naar Werk’ worstelde in een zee van ellende en vocht met moed en toewijding tegen de duizenden gevaren, die de arbeiders bedreigden. Voor deze wakkere leiders moet het devies gegolden hebben: ‘Hij, die volhoudt, wint den slag’. - En ze hielden vol. De toestand van het kind - de hoop des levens - was erbarmelijk. Van het kroost van het proletariaat bleef bijna niets in leven, en zij, die het leven behielden, | |
[pagina 126]
| |
waren veelal verminkt als gevolg van het slavenjuk der zwangere vrouwen, die zware lasten tegen het lichaam moesten torsen. Dag in dag uit droegen zij tot hare bevalling toe lasten van 50 kilo voor den buik. - Was dit niet onmenschelijker dan bij de oude heidenen?... ‘Loon naar Werk’ wist te verkrijgen dat aan deze schandelijke toestanden een einde kwam. - Wat deden toen de directies? Zij deden precies als de Russische Tzarenregeering, die de lijfeigenschap afschafte - daartoe door het wereldgeweten gedwongen, doch die de vrijgekomenen aan den honger prijs gaf. Evenzoo handelden de Katholieke werkgevers te Maastricht ten opzichte van vele vrouwen, die zij genoopt waren van het zware, onmenschelijke werk te ontslaan. Niet alleen de vrouwen zelf; doch ook velen van hare familieleden werden broodeloos gemaakt. Veel hadden de Socialisten geleerd in de Tachtiger en vooral in de Negentiger Jaren. Tumultueuze acties zouden door rustiger machtsformatie moeten vervangen worden. De verwachting, dat het Socialisme door een krachttoer te vestigen zou zijn, had plaats gemaakt voor de overtuiging, dat zelfscholing en organisatie de geleidelijke en maatschappelijke omvorming zouden moeten voltooien. Het kapitalisme stond ondanks de ontzettende crisis ook toen nog stevig overeind. Van Kol, die reeds jaren geleden naar Holland vertrokken was, werd uitgenoodigd om te komen spreken. Drommen arbeiders vulden de concertzaal. Tientallen nieuwe strijders traden in een kort tijdsbestek tot onze beweging toe. Ook W.H. Vliegen kwam veel in Maastricht. Te Cadier en KeerGa naar eind(114) bezocht hij een daarwonend Hollandsch partijgenoot, Jonkheer W.C. De Jonge, een man van aristocratische afkomst, een robuste gestalte met zwarten baard. De Jonge werd, ondanks zijn afwijkende opvattingen, bereid gevonden de leiding op zich te nemen van de Maastrichtsche arbeidersbeweging. Zijn spreken was niet | |
[pagina 127]
| |
agitatorisch, ook gaf hij niet den indruk van energie en kracht en toch, het moet gezegd, er gloeide in zijn hart warme liefde voor de arbeidende klasse. Gesteund door S.P. Baart wist hij de harten warm te houden voor het Socialistisch ideaal; hoon en smaad gingen langs hem heen zonder den minsten indruk na te laten. Taal was hij zonder weerga. Zonder moeite slaagde hij erin het vertrouwen der arbeiders te winnen. Hij bleek een organisator van onbegrensde kracht. Zijn eerste werk was de jonge beweging een eigen huis te verschaffen. Een heerenhuis met tuin van de weduwe Von Geldern, gelegen aan de Bogaardenstraat werd gekocht, daar werd het Volkshuis met zijn kleine en grootere vergaderzalen gesticht. Onderwijl was na een rede van den coöperator Slotenmaker de ‘Samenwerking’Ga naar eind(115) gesticht. ‘Loon naar Werk’ leende Fl. 1000. -. Op Hoogfrankrijk werd een bakkerij gesticht, die den eersten heete luchtoven in Maastricht invoerde. Ontzettend werd de terreur tegen deze instelling; woninguitzettingen waren aan de orde van den dag. Geestelijken liepen de leden na om hen te bewegen het lidmaatschap op te zeggen, doch deze hadden allerlei bezwaren. Toen ze beweerden hun aandeel ad Fl. 5 te verbeuren, kochten de geestelijken de boekjes tot voor Fl. 15 van hen terug. Het bestuur der Coöperatte verstrekte evenwel, waar 't kon nieuwe boekjes voor een kwartje. Wat hadden die terroristjes toen een strop! In den ‘Limburger Koerier’ slingerde pastoor Tissen zijn banvloeken tegen de vuur- en bloedmannen, die de christelijke cultuur bedreigden met...... hun goedkoop roggebrood. Daaraan aansluitend, berekende een beangst middenstandertje, dat, indien de roode coöperatie zoo bleef groeien, zij binnen afzienbaren tijd de heele bevolking van brood zou voorzien. Vlammende protesten werden gericht tot de autoriteiten over | |
[pagina 128]
| |
de listen der Socialisten, die als de rattenvanger van Hameln door hun goedkoope waren de bevolking ter helle voerden. Geweeklaag was allerwege, doch, evenals een bekend beestje, bootste de R.K. Volksbond de Sociaal-Democraten in alles na. Op 15 September 1902 werd de R.K. Coöperatie opgericht, niet om de belangen der arbeiders te dienen,... ho maar! In de L.K. werd het onomwonden gezegd. ‘Slechts noodgedwongen is de R.K. arbeiderspartij tot coöperatie overgegaan; zoo dit niet gebeurde viel Maastricht's arbeidersbevolking geheel in handen der godvergeten Socialisten.’ De middenstanders waren ten einde raad. De theorieën hunner geestelijke leiders beschouwden ze als het uitdrijven van den duivel door Beëlzebub. - En de roode coöperatie groeide, groeide tegen de verdrukking in... Een der katholieke meelhandelaren liep den stoep der coöperatie plat om zaken te mogen doen. Hij mocht meel leveren. Handig gebruikte het bestuur dit als motief tegen de terreur op hare leden. Gij, zoo zei het bestuur, zoudt niet mogen verdienen aan de coöperatie door het koopen van goedkoope waren, terwijl die Katholieke groothandelaar dit wel mag. Het werd toen een tijdperk van bouwen en strijden, strijden vóóral. De Kamers van Arbeid werden ingesteld bij de wet van 2 Mei 1897. Het eerste artikel dier wet had ten doel, de belangen van patroons en werklieden in onderlinge samenwerking te bevorderen. De ‘Gleichschaltung’ is dus iets uit vervlogen tijden. KuyperGa naar eind(116) trachtte deze reeds in 1897 te bereiken, want doel der wet was tempering van den klassenstrijd. Hoe het den arbeiders vergaat als de klassenstrijd zou uitgeschakeld worden, ondervond het Maastrichtsche proletariaat reeds in 1900Ga naar eind(117). Het archief van de vakbeweging bevat een groot aantal verweerschriften tegen het niet opnemen van arbeiders als stemgerechtigden. Voor één stem voerde ‘Loon naar Werk’ een strijd tot in de | |
[pagina 129]
| |
hoogste instanties zoo o.a. voor P. Dingena, dien men van de kiezerslijst had afgevoerd. Een ongekende agitatie werd gevoerd, doch de Regouts zouden toonen machtiger te zijn dan Minister A. Kuyper, machtiger dan de heele Nederlandsche Staat zelfs. In een circulaire van ‘Loon naar Werk’ werden als candidaten aanbevolen J. Berghmans, Ch. Bours, S. Heltzel, J.H. Oberndorff en N. Knipzaal. Op een stembiljet, uit het archief, staan deze namen in extenso vermeld. De trouw aan de deviezen der onafhankelijke vakbeweging was treffend. Zelfs 400 leden der katholieke organisatie stemden op de roode lijsten. Ook S.P. Baart was gekozen. Kweekelingen en arbeiders droegen hem op hun schouders naar het Volkshuis. De vreugde was evenwel van korten duur; toen S.P. Baart tot secretaris van de K.v.A. gekozenGa naar eind(118) werd, bedankten alle werkgeversleden en de getemperde klassenstrijd werd opnieuw en in al zijn scherpte door de patroons ontketend. De machtige hand der Regouts drong zelfs door tot in de vakbeweging. Zij stelden den eisch, dat S.P. Baart, als voorzitter, moest aftreden, of de bestuurders zouden gebroodroofd worden. Enkele moedigen namen de plaatsen in van de vaders der groote gezinnen en toen trotseerde men de Regouts. Grimmig, vol haat, tot strijd bereid tot het bitterste uiterste, stonden hier Kapitaal en Arbeid opnieuw tegenover elkaar. Dapper keek de Arbeid den vijand in de oogen. Ziedend van toorn droop de belager van de organisatie der onafhankelijke arbeiders af, moreel was de overwinning aan de dapperen. De krachtproef was doorstaan. Deze daad boezemde de arbeiders zóóveel ontzag in dat het vertrouwen en het respect voor ‘Loon naar Werk’ wijd en zijd toenamen. De moed ontvlamde in veler harten. Waren weleer velen, die uit vrees voor de ondernemers zich niet durfden opgeven als loonkiezer, nadien werd dit anders. Een vereeniging werd | |
[pagina 130]
| |
gesticht om de arbeiders tot loonkiezers te bevorderen. Wekelijks betaalden ze drie centen om zoodoende Fl. 1.50 te vergaren voor de minimum inkomstenbelasting, die noodig was om loonkiezer te worden. Aan alle verkiezingen werd sinds dien deelgenomen. Ook nog aan die van de Kamers van Arbeid, welke daarna bij Koninklijk besluit van 30 December 1902 voor de bedrijven te Maastricht werden opgeheven. In 1901 overtrof de overwinning der socialisten die van 1900 met 200 stemmen. Zij kregen ruim 1000 stemmen en de katholieken slechts 400. De gekozenen der socialisten werden door de studenten door de stad op de schouders gedragen. Het was een geweldige proletarische triomf op de Regouts. Evenwel de Regouts zouden de Regouts niet zijn geweest indien ze zoo 'n nederlaag zonder meer zouden verdragen hebben. Naar aanleiding van de opheffing van de Kamer van Arbeid voor Maastricht meldde het plaatselijk socialistisch blad ‘Samenwerking’. - ‘Dood en begraven!... - Begraven met Christelijke liefde op initiatief van den R.K. Volksbond onder staatsambtelijk bedienaarschap van begrafenissen. Zoo is de Kamer van Arbeid bijgezet op het R.K. kerkhof van arbeidersbelangen en de geestelijke adviseurs, aalmoezeniers van den Arbeid e.a. hebben gezorgd, dat op de kist secure schoppen ‘Christelijke’ aarde werden gegooid. Zij ligt er nu onder. Bij haar leven behoorde zij niet tot de moederkerk, daarom behoorde zij na haar dood aan de ‘kerkelijken!...’ |
|