Een eeuw modern kapitalisme. De Regouts. Leed en strijd van Maastricht's proletariaat
(1976)–Michael Ubachs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
Hoofdstuk XI.Kwamen de glasblazers reeds in 1886 tegen de Regouts in verzet - een actie die legio malen door de vrouwen herhaald werd - in 1894 eerst was dit het geval met de aardewerkers, die ‘Op de Bek’Ga naar eind(95), de fabriek van Frits Regout, in verzet kwamen tegen een nieuwe aangekondigde loonsverlaging. 's Morgens om 7 uur werd door een groep van het vakkundige personeel vergaderd in de fabriek zelf. Een comité van actie werd gesticht en de staking, door 26 van de 27 man, geproclameerd. Deze staking duurde zeven dagen. Den achtsten dag hield ‘Frits’ een toespraak op de open plaats. De stakers, die uitgenoodigd waren, konden vragen stellen. N. Van Haeren, sprak namens de stakers en wees op de verkeerde toestanden in de fabriek. Allen, behalve hij, mochten aan 't werk. Hij zelf moest op 't kantoor komen, waar hem gezegd werd, dat hij zijn klachten niet meer tusschen het personeel mocht uiten, hij kon dit beter bij de directie alleen doen. Van Haeren wees erop, dat Frits Regout toch gevraagd had wie het woord verlangde. Toen mocht ook hij weer aan 't werk. Er was wel niets gewonnen, doch de arbeiders hadden hun macht getoond. | |
[pagina 105]
| |
Na de vergadering van den radicaal, GerritzeGa naar eind(96) kreeg de Roomsch Katholieke studentenclub ‘Salus Populo’Ga naar eind(97) de minder vereerende opdracht om het geboren proletarisch verzet te breken, althans om het onder de hoede van den Clerus te brengen. Ook ‘Loon naar Werk’ moest tot een zielloos instituut omgezet worden. Doctor Schaepman werd om dien steun verzocht. Hij legde uit, dat L.N.W. een zeer gevaarlijke vereeniging was, omdat in haar reglementen stond geschreven, dat zij met alle ten dienste staande middelen haar doel nastreefde; dit was revolutionnair en geen katholiek kon zoo iets onderschrijven. Het dilemma was gesteld - geen kleurlooze vereeniging. Baart, de voorzitter, stelde voor opnieuw te vergaderen in ‘Au Grand Salon’. Uitgenoodigd werden Doctor CordewenerGa naar eind(98) en Pastoor RuttenGa naar eind(99), die in debat traden. Na de discussie werd gestemd. 417Ga naar eind(100). stemmen waren voor den neutralen organisatievorm, terwijl 21 aanwezigen zich schuldig maakten aan klasseverraad en een Roomschen vakbond ‘Recht en OrdeGa naar eind(101)’ stichtten. Doctor Schaepman en Salus Populo dreven hun breekijzer in het klassesolidarismeGa naar eind(102) van de Maastrichtsche proletariërs. Van dien dag was het maanwoord van Cato den Oude ‘Delenda Carthago’ in een nieuw devies omgesmeed, luidende: ‘De zelfstandige arbeidersbeweging zal vernietigd worden...’ De fabrikanten, alhoewel niet geheel voldaan, waren weer met nieuwe hoop bezield. Edoch de geest onder de arbeiders was in 1895 uitstekend. Ook de glasblazers hadden reeds langen tijd een geheime vereeniging. Evenals de oude rooversbenden in deze streken vergaderden zij in de doolhoven van de mergelgrotten. Hier waren ze veilig, hier behoefden ze niet bevreesd te zijn voor de spionnen van de Regouts en den Clerus. Twee aan twee wandelden zij naar de spelonken - de catacomben van hen, die het waarachtige Christendom wilden, het socialisme. Niet Nero of een ander bloedzuchtig heerscher vreesden zij, doch de waan- | |
[pagina 106]
| |
christenen en het ultramontaansch Jezuitisme, die pijnlijker wonden sloegen dan de tyrannen in de oudheid. Hun wapen was de vreesaanjaging met de hel en de uithongering. En de loonslaven van de Regouts verbroederden zich in hun onderaardsche spelonken. Daar werd voorgelezen uit de Volkstribuun en Socialistische brochures en werd gediscussieerd over hun ellendig lot en de middelen om tot verzet te komen. Na hun gedelibereer kwamen ze terug op hun uitgangspunt, ‘macht’ moesten ze scheppen, organisatie, dit was hun eenige wapen!..... En in dit bewustzijn traden ze, een schoonen Meidag in het jaar 1893, naar buiten en richtten den Vakbond ‘Verbroedering’ op. Jaren vergaderden ze in café ‘'t Zwaantje’ aan de Tongerschestraat. De Jezuiet JennekensGa naar eind(103), had het weten gedaan te krijgen, dat het bestuur hem toestond in een ledenvergadering van den jongen vakbond een causerie te houden over het thema ‘kleur bekennen’. Dit zou hij alleen doen voor leden van den bond. Servaas Baart, die leider was van ‘Loon naar Werk’ mocht er ten slotte bij tegenwoordig zijn. Deze stelde na de rede van den theoloog de vraag: ‘Wat heeft de katholieke kerk na de komst van het modern kapitalisme voor het arbeidende volk gedaan’?... Met deze vraag was de Jezuiet uit het veld geslagen. S. Baart zou maar eens naar de bibliotheek komen, dan zou hem Jennekens wel uitleg geven. De glasblazers hadden met aandacht het betoog van den causeur gevolgd. Zij hadden zeer weinig houvast aan al die geleerdheid. In hun catacomben was hun in die duisternis het licht des geestes opgegaan. Alle proletariërs - wat zij ook geloofden - moesten broeders zijn. Niemand was nog in staat hun deze schoone waarheid uit het hoofd te praten. Zij besloten hun vakbond ver te houden van confessioneele invloeden. Zoo ontwaakte de latente kracht van het arbeidende volk. Dit feit beteekende een oorlogsverklaring aan den tegenover | |
[pagina 107]
| |
‘'t Zwaantje’ gelegen machtigen burcht van de Jezuieten. Toen de Maastrichtsche loonslaven weigerden hun kracht te laten breken door de loochenaars van den klassenstrijd, legden deze laatste de eerste grondslagen voor de opening van de vijandelijkheden tegen de arbeidersbeweging. Het werd in Maastricht een zéér ongelijke strijd wat kracht betreft. Aan de eene zijde de Clerus verbonden met de machtige industrieëlen, aan de andere zijde het ongeschoolde proletariaat. - Wie zou den kamp winnen?.... In de bibliotheek der Jezuieten werd een burgerlijke stand aangelegd van de bevolking van alle fabrieken in Maastricht, die nu nog geregeld bijgehouden wordt. Zoo is het deze rivalen mogelijk bij hun acties precies de positie van het proletariaat na te gaan. Van iedere arbeider of vrouw worden aanteekeningen gemaakt, omtrent hun werk, hun godsdienst, hun gedrag, en vooral van hun politieke overtuiging. Hiertegen past de socialistische beweging ook haar taktiek toe. Ieder die dit wenscht en lid is van de Partij kan dit, zoo noodig, blijvend geheim houden. Deze voorzorg wordt door zeer weinigen geambieerdGa naar eind(104). De groote meerderheid der sociaaldemocraten wenscht haar beginsel uit te leven in het volle licht van den dag en deze spontane geloofsbelijdenis van de strijders voor een nieuwe wereldorde heeft het naar de inquisitie riekende wapen van het Maastrichtsche Jezuitisme zóó stomp gemaakt, dat er niet veel meer mee uit te halen is. De Vakbondleden van ‘Verbroedering’ vonden het gewenscht hun vergaderlokaal naar elders te verplaatsen. Ze hadden den indruk, dat zij, en niet ten onrechte, door iederen steen van het tegenover het ‘'t Zwaantje’ gelegen Jezuitenklooster begluurd werden. Vooral was dit noodig toen, tijdens de loonacties, vele glasblazers zich voor het lidmaatschap aanmeldden. Na de toepassing van meerdere verslechteringen in de tarieven, die iederen keer een aanmerkelijke loonsverlaging insloten, | |
[pagina 108]
| |
werd besloten, dat het bestuur L. Regout hierover zou aanspreken. Regout wenschte hun niet te woord te staan op Zondagmorgen. Toen ging hij de fabriek in en vond de heiligheid van den Zondag niet ongeschikt om de stokers een reprimande te geven. Het waren deze arme slaven die nooit een vrijen dag kregen. Nooit!!... Ook 's Maandags 's morgens wenschte Regout de blazers niet te woord te staan.... Een wenk van den voorzitter... de bel tingelde en prompt wierpen allen het werk neer. - P. RegoutGa naar eind(105) schrok niet weinig op. Hij keek zijn procuratiehouder aan en den procuratiehouder keek hem aan! Overmoedig stapte Regout de blazerij binnen. - ‘Wat moot dat hei. Veuroet aan eur werk!...’ - Daar stonden ze tegenover elkaar, de broodheer en de zwarte slaven!... Zouden zij wijken?... Wijken voor den man, dien zij voor den machtigsten der aarde hielden?... De blazers keken elkaar in de zwartbestoven gezichten. In hun donkere tintelende oogen, stond te lezen: Vreest niet, kameraad!!... En zij vreesden niet. De geest van ‘Verbroedering’ was in hun ziel gevaren!... Vier bestuurders traden naar voren. Een hield de volgende redevoering. ‘M'n hier Regoe’, ich spreek naomens ‘Verbroedering’. Wat?... onderbrak Regout, wat?... ‘Verbroedering?... 't is wel eine schoene naom, mé ich weet niks van verbroedering aof’... en zich tot zijn procuratiehouder wendende, zei hij... ‘Wèts tich soms get van verbroedering?...’ ‘Mê menier’ zei deze, ‘wie zou ich noe weette wat verbroedering is...’ - ‘Veer wel, menier Pierre’ zei de woordvoerder van den vakbond, ‘de glaasblozers zien van noe aof allemaol kameraote, vereinigt in “Verbroedering”!...’. | |
[pagina 109]
| |
‘Niks met te maake’, zei Regout, ‘en kom dich mer ens um twelf oore bij mich, en noe aan eur werrek.’
- ‘Jongens, kameraote’, zoo sprak de bondsvoorzitter. ‘Geer hubt geheurd wat menier Pierre gezag heet. Geer wèt boeëuver et geit, euver de tarieve en den aoftrek. Met menier is gei laand te bezeile. Es echte kameraote goon veer in staking. D'n hier heet gezag, dat verbroedering eine schoene naom is. - Doot em ier aon!... - Leve de staking, en um drei oore in “'t Zweunsche” um te vergadere!...’
‘Wat, wat, wat, staken?... um drei oore?... en de nachploog daan?’, merkte Regout op. - ‘De nachploog’, zei de voorzitter, ‘menier, dee keump weer op es geer de eise van euze boond inwêlligt, ieder neet!...’ - Regout stond perplex. Ja! Ja! z'n vader had het wel goed voor. Duitsche dragonders, Pruisisch systeem. Cellulaire gevangenissen, geestelijken! Maar ach! we leven maar in Holland, verzuchtte hij. - En de glasblazers staakten!... De fabriek liep leeg. De eerste georganiseerde staking - zij 't dan een primitieve - was uitgebroken. Zij duurde van 30 September tot 29 October 1895 en werd met succes bekroond. De eischen van ‘Verbroedering’ werden ingewilligd, terwijl het beheer der ziekenkas in handen der arbeiders kwamen. Dit was wel zoo ongeveer een olifant op zolder van ‘Verbroedering’, aangezien zij geen leden had die voldoende administratief onderlegd waren, daarbij kwam, dat de kas door de Regouts werd overgedragen met een saldo van 93 cent. Nijdassig zonnen de Regouts op weerwraak. Zeventig jaar waren zij de onbeperkte heerschers geweest, en nu?... | |
[pagina 110]
| |
Zij zwoeren zware eeden. ‘Verbroedering’ zou vernieitigd worden... Maar hoe?... De bedrijfsleiding stelde zich, wat de stoffelijke schade betrof, welke zij door de blazersstaking gederft had, volkomen schadeloos door andere vakgroepen met de schandelijkste praktijken het verdiende loon te ontfutselen. Deze strategie op het terrein van den onverzoenlijken klassenstrijd werd ontleed in de brochure van den vakbond ‘Vergelding’ welke in 1896 naar aanleiding van een nieuwe staking der glasslijpers uitgegeven werd met den titel: ‘De Maastrichtsche werkstaking’. Bedoeld schiftuur was tevens een verweer tegen de aantijgingen van den Jezuiet, Ph.H. Van VeenGa naar eind(106), die eveneens in een brochure de stakers aanzette tot laf klasseverraad. De Regouts hadden wel zeer machtige bondgenooten, die niets onbeproefd lieten om de klassebewuste proletariërs van hun vakbond weg te lokken en hun kracht te verbrokkelen. In de ‘Limburger Koerier’ van 27 JuliGa naar eind(107) 1896 was een interview afgedrukt met Paul Regout, waarin men deze als volgt sprekende inleidde: ‘Mijnheer, dat de patroon willekeurig de nummers in de tarieven verandert, is - zooals ze daar ligt - een schandelijke beleediging voor de eerlijkheid van den patroon. Dit nommerverwisselen beduidt, dat 't tarief van een of ander artikel gelijk wordt gesteld met het tarief, waarvoor hetzelfde artikel van een lager nommer genoteerd staat. Ook deze ‘verdediging’ van Regout gaf voldoende blijk, dat er inderdaad tariefswijzigingen ten nadeele der arbeiders plaats hadden: Want bij aandachtig lezen blijkt duidelijk, dat erkend wordt dat er inderdaad nommerverwisselen plaats had, dat loonsverlaging beteekende. - Wat dat verwisselen beteekende?... Ieder stuk glaswerk had een benaming en een nummer. Roemers Wellington b.v. no 0 tot no 5. Voor no 1 werd betaald 6 franken, voor no 5 2 1/2 franken. Door het verwisselen der | |
[pagina 111]
| |
nummers kon de directie een beduidende loonsverlaging toepassen. Het stereotype biljet daartoe luidde: ‘De....... zullen vanaf dien datum een of meer nummers lager genoteerd worden. De tarieven stonden buitendien met potlood in de registers geschreven. Altijd en altijd weer kwamen de slijpers tot de ontdekking, dat het gebod der christelijke leerstellingen met voeten getreden werd en toen werd de eisch gesteld, dat de tarieven voortaan met inkt in de registers geschreven moesten worden. Na de wederinvoering van de ‘pottée-passeering’ - een bewerking om het glaswerk meer glanzend te maken - waarvoor voordien 10 procent meer loon betaald werd en waarvoor thans niets méér betaald zou worden, ontstond hevige spanning op de slijperijen. - Was dit een provocatie?... - Alle aanwijzingen wezen er op. De groote grief der Regouts tegen ‘Vergelding’ was de naam van den vakbond, die volgens hen op wraak doelde; verder was er bezwaar tegen den voorzitter van ‘Vergelding’ den 18 jarigen Jongen. Dezen vond de directie te jong om mee te confereeren. Zij had evenwel moeten bedenken, dat 18 jaar voor een harer arbeiders een man op leeftijd beteekende. De hoofdgrief evenwel was, dat de slijpers tijdens de glasblazersstaking geweigerd hadden vreemd glas te slijpen. Op Vrijdag 27 Maart 1897Ga naar eind(108) werd in de slijperij aangeplakt, dat in den vervolge het ‘pottée-passeeren’ zonder betaling moest geschieden. Dit was een bewerking van het geslepen glas die vroeger wèl betaald werd. Deze aankondiging deed de slijpers te hoop loopen. De maat was vol en aangezien iedere instantie van hun vakbond in hun midden was, werd de staking op staanden voet afgekondigd. Het is deze staking geweest, waarbij het tenslotte ging om het grondwettelijk recht van vereeniging, waarbij heel het Neder- | |
[pagina 112]
| |
landsche volk achter de stakers stond. De strijd tusschen de Regouts en hun arbeiders nam bij dat conflict steeds belangrijker proporties aan. 's Maandags 30 Maart werd met de patroon geconfereerd. ‘Verbeeld je, zei Regout’ twintig procent meer voor 't pottée-passeeren! En als ik ze eens niet geef, dan staken jullie zeker?... ‘Daar zal niets anders op zijn’, zei de bestuurder Fabre. Regout sloeg met een vuist op tafel, gesticuleerend donderde hij de mannen toe: ‘Welnu dan, staakt maar!’... En de slijpers staakten lang, zeer lang! Zeven maanden. De vierde eisch van de stakers was, dat het tarievenboek met inkt geschreven moest worden en onder den oudsten meester moest blijven berusten. Zestig jaren lang was dat tarievenboek in handen der Regouts geweest en was het met potlood geschreven geworden. En de Regouts ‘verdienden’ vele, vele millioenen! Bijna onmiddelijk na het uitbreken der staking werden de zeven bestuurders van ‘Vergelding’ ontslagen. Op twee April 1896 werd een circulaire verspreid vanwege den slijpersbond, waarin de reden waarom gestaakt werd breedvoerig uiteengezet werd. Het verwijt in de Roomsche dagbladen, als zoude de staking te wijten zijn aan arbitrair optreden der stakers werd teruggewezen, alsmede dat zij aangestookt was door opruiers. De bestuurderen, die deze circulaire onderteekenden heetten: L.S. Jongen, L. Pennings, Joh. Lahey, L. Fabré, A. Wijnandts, M. Tonnaar en L. Hardy. Heel Nederland had het oog op Maastricht gericht. In Amsterdam - vooral bij de diamantbewerkers - heerschte onbegrensde geestdrift voor de moedige mannen, die de Regouts weerstonden. Het Paleis voor Volksvlijt stroomde op 1 Mei 1896 vol met duizenden enthousiasten. Daverende vreugdekreten weerkaatsten tegen de booggewelven en trilden door de glazen koepels. | |
[pagina 113]
| |
Wat straalden de gezichten van grenzelooze solidariteit. De Amsterdammers voelden zich overgelukkig als hadden zij de wereld veroverd. Wat waren zij er trotsch op, die onbekende, nooit geziene makkers daar in Nederland's uithoek, hun kameraden te kunnen noemen. Den strijd tegen de Regouts, de fanatieke industriekoningen, was hun strijd en zij offerden met volle handen. Henri PolakGa naar eind(109) kwam toen zéér veel in Maastricht. Hij voerde de munitie aan om den vakstrijd vol te houden.... het geld. Thans zouden zich de Regouts wreken over de nederlaag van 1895 en de strijd duurde voort, lang, zeer lang. Het gold een afmattingssysteem en al had Regout geen Pruisische dragonders ter beschikking, wel woonden de Jezuieten in Maastricht en deze ondergroeven met sluwe middelen, daarbij gesteund door de pers, den proletarischen opstand. Het was toen voor W.H. Vliegen een schoone tijd. De stakers trokken in de zomersche dagen met groepen de stad uit, veelal naar den Sint Pietersberg. Wat kregen de kerels allemaal weer een gezonde, menschelijke gelaatskleur! Zij fleurden weer op, de moegetobde slaven. Vliegen leidde toen een leven als de zestiende eeuwsche Hageprekers. Lommerrijke plekjes werden opgezocht waar de schoone beginselen van het socialisme verkondigd werden. Het besluit van den modernen DiamantbewerkersbondGa naar eind(110) had Regout's hoorigen onoverwinnelijk gemaakt. Het besluit hield in dat de Bond iedere week het tekortkomend bedrag aan steun zou bijpassen. En het moet gezegd; zij hielden woord, de diamantbewerkers. Al waren de glasslijpers finantieel niet te verslaan, andere wapens stonden de ondernemers ten dienste. De stakers hadden familieleden en daar wreekten zij zich op. Zij dupeerden andere arbeiders en legden de schuld op de stakers. De Katholieke bladen - welke aanvankelijk steungelden inzamelden en de staking verdedigden - kantten zich onder den | |
[pagina 114]
| |
druk van den Clerus en de Regouts tegen de staking. Kortom het verraad was niet van de lucht. De ‘Limburger Koerier’ schreef nadat Regout de gereedschappen der slijpers had laten verwijderen: ‘Stakers zijn niet meer, alleen werkloozen. Laat die nog maar een tijdje teren op de kosten van de Amsterdamsche JodenschoftenGa naar eind(111).’ Dit was gericht aan 't adres van H. Polak, die zich zoo inspande om de Maastrichtsche proletariërs de overwinning te bezorgen. Negen meesters waren plotseling aan 't werk gegaan. Dit verwekte een schok onder de Maastrichtsche arbeiders. 's Zondags na deze gebeurtenis konden deze onderkruipers geen café binnen komen, of waar elders ook, of allen die aanwezig waren, stonden op en verlieten de inrichting. Vrouwen weigerden nog iets te koopen waar de onderkruipers kochten, de kinderen van andere arbeiders weigerden te spelen met de kinderen der verraders. Kortom de zwakkelingen werden buiten de zedelijke gemeenschap gestooten. Dit maakte diepen indruk. 's Maandags deelden zij aan Regout mede, dat ze zóó lastig gevallen waren, dat ze niet meer durfden komen werken. De patroon deed hierover zijn beklag bij de politie. De commissaris van politie vond hierin aanleiding een vergadering uit te schrijven voor de stakers. Deze zou in de militiezaal gehouden worden waar zijn Wel Edelgestrenge zelf het woord zou voeren. Slechts zeven van de weer uit de fabriek gebleven negen meesters waren aanwezig. Ook deze politieman meende, dat het noodig was, dat de stakers weer aan 't werk moesten gaan. Met dit advies konden de zeven strijdbrekers zich vereenigen en ze gingen onder zwaar politiegeleide 's Woensdags weer aan 't werk. 's Zondags vluchtten zij uit Maastricht. Toch zou, ondanks alle tegenwerking de staking niet verloren zijn gegaan, indien de bestuurders niet met de gelden gefraudeerd hadden. Zij hadden zich zelf o.m. twee gulden meer toegeeigend dan de leden. Hierdoor - en door nog andere onbehoorlijke | |
[pagina 115]
| |
feiten - moest ten slotte de staking verloren gaan, een staking waarbij Regout den eisch stelde, dat de leden hun bestuur moesten verraden vóór hij toegaf. De heele strijd culmineerde om de bestuurders met wien de stakers wilden overwinnen of ondergaan. Geen wonder, dat, toen het bestuur zijn plicht verzaakte, dit niet minder dan een ramp beteekende voor de heele beweging in Maastricht, die met zooveel opoffering was opgebouwd. De wraak der Regouts was toomeloos. Een nooit geëvenaarde terreur brak los. De loonslaven werden gehoond door al wat macht had. Velen vluchtten uit de stad naar België, Duitschland, en Holland. Kapitalist, Clerus en bourgeoispers gnuifden. Het was of met een slag de Socialistische beweging de genadestoot was toegebracht. - En toch leefden zij, de idee eener bevrijde menschheid, in veler beangstigd hart!.... Niemand bijna durfde nog in 't openbaar zijn Socialistisch beginsel belijden. Slechts enkelen bleven vastberaden op hun post. De proletariërs waren toen gelijk het bezettingsleger dat zoo vaak de stad verdedigd had tegen de belegeraars en aan hetwelk vergunning gegeven werd de stad uit te trekken, met slaande trom en vliegende vaandels. Naar alle glasfabrieken in de steden van West-Europa werden delegaties gezonden of de vertegenwoordigers dier fabrikanten kwamen naar Maastricht om arbeiders in dienst te nemen. De arbeiders, die elders emplooi gevonden hadden, vormden groepen en trokken dan met pak en zak weg. - Weg uit de moordholen van de Regouts!.... weg, naar onzekere toekomst, doch althans tijdelijk misschien, in niet geringe mate ontdaan van vele boeien en kluisters. - De troepen van het verslaan leger zongen bij het vetlaten van de stad. | |
[pagina 116]
| |
Adieu Regoe, veer goon Mastreech verlaote
Veer goon nao Charleroi met al eus kameraote
Hoera! Viva! veer goon nao Charleroi.
Zij, die niet in de gelegenheid waren om aan Regout's uitbuiting te ontsnappen, durfden niet meer in 't openbaar er van te getuigen lid te zijn van een vakbond. Alle organisaties gingen te niet. Alleen ‘Loon naar Werk’ bleef bestaan. De teleurstellingen waren legio geweest zooals uit het navolgende blijken kan. ‘Loon naar Werk’ had op 16 Mei van hetzelfde jaar in de Concertzaal een groote feestvergadering belegd. Het ledental was na de gewonnen staking der glasblazers in 1895 enorm gestegen. De zaal kon allen niet bergen. Hieruit valt af te leiden, dat het ledental minstens 800 moest zijn. Het bestuurslid Dresens bood den Voorzitter S.P. Baart een groot portret aan en huldigde hem voor hetgeen hij in de vier afgeloopen jaren voor den vakbond gedaan had. De secretaris Koops bracht verslag uit van de gevoerde acties, waarna het zangkoor van ‘Loon naar Werk’ het koorwerkje ‘Le Rossignol’ zong. Daarna zongen alle aanwezigen het bondslied, waarvan drie coupletten waren en waarvan het laatste luidde: Hoe de geldgod ook doet beven
Strijdend trotsen wij zijn macht
Wij willen menschenwaardig leven
Na de lange lijdensnacht,
Slechts 's menschen wil zij 's menschen wetten
Het spook der armen neer te pletten
‘Loon naar Werk’ dat willen wij!
Uit de lijst van vereenigingen, die hun hulde aanboden kunnen genoemd worden de vakbonden: ‘Door Vereeniging tot Verbetering’, ‘Verbroedering’, ‘Vergelding’, ‘Typografenbond’, ‘Helpt Elkander’, ‘Metaalbewerkersbond’ en de tooneelvereeniging ‘Kunst en Propaganda’. Op 21 October 1895 werd het Maastrichtsche Arbeiderssecretariaat opgericht, dat landelijk onder anarchistischen invloed | |
[pagina 117]
| |
stond en uit dien hoofde in Maastricht tegenstellingen schiep. Tot het Secretariaat traden toe: ‘Loon naar Werk’, ‘Vergelding’, ‘Door Vereeniging tot Verbetering’. De afdeeling van de Typografen, het Bakkersgilde, de afdeeling van de Metaalbewerkers en de Schildersafdeeling. Het Spoorwegpersoneel was niet toegetreden. Een studiecommissie werd benoemd voor de uitgave van een eigen dagblad. Deze adviseerde tot uitgave van ‘De Maasstroom’. Een obligatieleening - groot Fl. 12,000 - werd uitgeschreven. Het blad verscheen reeds lang vóór het kapitaal volgestort was. Een zekere, de Booy, die van de arbeidersbeweging niets afwist, werd hoofdredacteur en vroeg Fl. 500 voorschot. In 't geheel had hij twee artikelen geschreven, toen de onderneming kapseisde. Vliegen had voor dit experiment zeer ernstig gewaarschuwd, doch men had dien goeden raad in den wind geslagen. Och, was er gezegd: ‘Dee Wüllem is mer get bang veur zien Volkstribuun’. Al deze manipulaties leidden tot bittere ontgoocheling. Men had zich zelf overschat en den vijand onderschat. Dit was het noodlot voor de arbeidersbeweging uit de Negentiger Jaren. Vliegen, deed nog vruchtelooze pogingen om het getij te doen keeren; vandaar, dat hij in ‘De Volkstribuun’ een zeer warme actie inzette voor de raadsverkiezingen. Alle inspanning leidde niet tot voldoende resultaat. De vroegere kameraden durfden elkaar niet meer manmoedig in de oogen zien. De vergaderingen werden zeer slecht bezocht. Pieters moest nog een vervolging doorstaan wegens beleediging van de slijpersonderkruipers genaamd: P. Mootselaar, W. Serpenti, H. Dielemans, J. Cadier, W. Clermonts, H. v.d. Bogaart en E. Amori, allen individu's, die zich door hun laag klasseverraad in Maastricht niet meer durfden te vertoonen. Voor deze moreel gezonkenen moest Pieters 14 dagen van zijn vrijheid beroofd worden. | |
[pagina 118]
| |
Bij de raadsverkiezing in 1897 verkreeg Vliegen 323 van de 1839 stemmen, een resultaat, dat niet bevredigde. Bij de kamerverkiezingen van 1897 veroverde de S.D.A.P. in het land drie zetels. Hierdoor kwamen meerdere mutaties tot stand en werd W.H. Vliegen aangezocht om de redactie van ‘De Sociaal-Democraat’ op zich te nemen. Na lang wikken besloot hij naar Rotterdam te gaan. De drukpersen en het materiaal verdwenen uit Maastricht. Pieters vond emplooi bij de Partijpers elders en zoo naakte de dag, dat van Socialistischen strijd niets meer te bespeuren viel. De achterblijvenden voelden zich triest en verlaten. De slachtoffers, die het hardst getroffen waren, werden door een inzameling aan Fl. 72 geholpen. Was de Sociaal-Democratie in Maastricht dan werkelijk dood?.... Zoo hoopten hare vijanden, doch de opstandige geest leefde als de zaadkorrels onder de kille aarde, waarover de adem van den winter alle leven schijnbaar heeft uitgebluscht. Neen!... de Socialistische Idee leefde en zou spoediger dan verwacht werd tot nieuw leven uitbotten, tot nieuwe bezielende kracht. |
|