Een eeuw modern kapitalisme. De Regouts. Leed en strijd van Maastricht's proletariaat
(1976)–Michael Ubachs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
Hoofdstuk X.Het Partijleven bood van dag tot dag andere, afwisselende voorvallen, de romantiek wisselde af met de tragiek, vervolging en vrees met komische gebeurtenissen, die den geest der nimmer versagende propagandisten in spanning hielden. Een zekere Schoondermark had met zijn dochter een brochure uitgegeven onder den titel ‘Een eerlooze ontmaskerd door een weerlooze’ in welk geschrift de Justitie niet minder dan 17 strafbare feiten had ontdekt. Een bourgeoiszoontje, P. Seijdlitz genaamd, had zijn maitresse uit wandelen gestuurd. Deze eischte voor het verbreken der betrekkingen Fl. 15000 ‘schadevergoeding’, die haar vroegere minnaar slechts ten deele wilde betalen. Vandaar de wraak van vader en dochter, waarvoor zij in 't beklaagden-bankje terecht kwamen. Een Partijzaak?!... natuurlijk in geenen deele. Doch de uitgevers van de Volkstribuun zagen in het feit, dat een meisje, dat een kerel de waarheid had gezegd en daarom op 't beklaagden-bankje terecht kwam, een aantasting van het rechtsbegrip. Hier werd de wreedaardigheid der klassejustitie in al haar naaktheid ten toon gesteld, terwijl die kerel zelf, nota bene, ook nog optrad als getuige en aanklager. | |
[pagina 93]
| |
Over des heeren P. Seijdlitz's gedragingen werden in de Volkstribuun onthullingen gedaan, die opnieuw leidden tot een strafgeding tegen Pieters en Vliegen, er van beschuldigd de eer en goeden naam van dien sinjeur te hebben aangerand. De rechtbank veroordeelde Vliegen tot een maand en Pieters tot twee maanden gevangenisstraf. Hierin zag de klassejustitie een middel om de Sociaal-Democratie in Maastricht te ondergraven. Inderdaad kwam de Partij in een zeer moeilijk parket toen de leidende personen in de gevangenis werden opgesloten. Enkele weken na dit voorval moest Pieters opnieuw terecht staan voor smaad van bedoeld bourgeoiszoontje. Toen trad TroelstraGa naar eind(90) als verdediger op, die in zijn pleidooi den jongeheer meermalen een ‘mauvais sujet’ noemde. Pieters zeide, dat het niet gelukken zou Seijdlitz zijn eer en goeden naam terug te geven ook al zouden ze, Vliegen en Pieters, jaren het gevang in gaan. De Maastrichtsche socialisten gingen op een Zondag op de open plaats van een café, dat vlak bij de gevangenis gelegen was, socialistische liederen zingen, die de gevangenen konden hooren. Dit had tot gevolg, dat twee dagen nadien Pieters naar Roermond vervoerd werd, waar hij liever was, omdat daar een cipier was, die hem goed behandelde. Ook Vliegen werd eens om 't zelfde feit naar Roermond gebracht, doch was er evenwel niet op gesteld zijn ‘Villa’ in 't gevang te Maastricht te verwisselen. ‘Had geer dat zinge mêr gelaote’ zei hij. De volksvermakelijkheden waren een van de machtigste factoren, die de Maastrichtsche arbeidersklasse van daadwerkelijken strijd afhielden. Zang en tooneel, muziek, humor en satire waren elementen, waarmee in de oude Maasstad zeer veel te bereiken was. Het had er zelfs den schijn van alsof hier niet ‘brood en spelen’ de eisch des volks was, doch veeleer dat ze hier reeds met ‘spelen’ alleen te verzadigen waren. Dit was | |
[pagina 94]
| |
een der redenen waarom in de oude ‘Volkstribune’ veel uit socialistische liederenbundels voorgezongen werd en zoodoende het opstandige Socialistische lied allerwege populair werd. In deze sfeer kwam de tooneelclub ‘Kunst en propaganda’ tot stand, die op 1 Januari 1894, haar eerste uitvoering gaf in de ‘Volkstribune’. Opgevoerd werden de tooneelstukjes ‘De Twee Ringen’ en ‘De Twee Bedienden’. De vrouwenrollen werden uitgebeeld door ‘heusche vrouwen’, een voorval, dat in de kringen der Katholieke tegenstanders als een begin der komende revolutie werd beschouwd. De uitvoering was een dusdanig succes geworden, dat een nieuw en grooter tooneel onmisbaar was. Geld om dit in te richten was er evenwel niet. Een in de buurt aanwezig zijnd houtmagazijn loste dit probleem op. De artisten stelden steeds den eisch, dat de grimeur hen onherkenbaar moest schminken, omdat ze anders den dag er na door de patroon ontslagen zouden worden. Ook Regout liet - voor het tegenovergestelde doel dat door de socialisten werd nagestreefd - het volksvermaak beoefenen. Voor dit doel had hij een van zijn ‘cités ouvrières’ uitgekozen n.l. het ‘Quartier Amélie’ in den volksmond genaamd, het ‘krêjedûrrep’. Op den naamdag van P. Regout, junior, met ‘Sint Pieter en Sint Paulus’, werd het fabrieksdorp geillumineerd en gepavoiseerd op zoo feestelijke wijze, dat heel de Maastrichtsche bevolking er heen getrokken werd. Dan werden cramignons uitgevoerd en rij-al-oet-wagen gespeeld door de jeugd. Ouderen vermaakten zich met ‘potsloon’ eitje springen’ ‘zakloopen’ en dies meer. Deze volksspelen, waarbij merkwaardige tradities in acht genomen werden, werden afgewisseld door het overvloedig drinken van bier. Niet alleen werden deze spelen beoefend tijdens de feesten van Sint Petrus doch eveneens op gewone feestdagen. | |
[pagina 95]
| |
In iedere stadsbuurt dienden de pleintjes tot openluchtspelen, waarbij de straattypen de komische rol vervulden. Bij iedere groep, die het een of ander spel beoefende, stond een emmer met bier, van waaruit met een potlepel het gerstenat werd gedistribueerd. De arbeidersklasse leefde geheel afgescheiden van de ‘burgers’ en had andere zeden en gewoonten. Zelfs hebben de bewoners der volksbuurten een ander meer zangerig dialect en is dit verschil door den insider heel goed te onderkennen. In de stad Maastricht leefden twee werelden, die elkaar niet begrepen en elkaar zooveel mogelijk vermeden. In de Negentiger Jaren, maakte de postbeambte Emonds te Maastricht het lied der standen, waarvan het eerste couplet luidt: Twee standen moesten er eenmaal zijn op aarde.
Dit was reeds lang het oogmerk van den Heer
Den werkmansstand beneemt men al zijn waarden
Zijn zweeten zwoegen o ! dat helpt niet meer.
Het kapitaal moet van d'arbeider komen
Al leef dees ook in armoe en verdriet
Het geld moet steeds den heer zijn kast instroomen.
Doch menig werkman begrijpt zijn toestand niet.
Refrein.
Ga naar de schans, wij hebben nu uw zonen
Die werken voor ons tot de vijftig weer.
Dit lied, dat op melancholieke wijze gezongen wordt, is thans in Maastricht nog veelal bekend. In 1895, van 20 tot 25 Mei, kreeg Maastricht bezoek van de toen 15 jarige prinses Wilhelmina en de Koningin Regentes, Emma. Maastricht was in een fecëriek paradijs herschapen. De Houtmaas, zoomede alle andere volksbuurten waren zoo gecacheerd met groen, vlaggen, en wimpels, dat de bewoners dier krottenbuurten, wilden ze ook de prinses eens zien, de groote winkelstraten moesten opzoeken. Het gevolg van het wegmoffelen | |
[pagina 96]
| |
dier volksbuurten was, dat de buurten geheel leeg liepen en de bewoners zich in hun havelooze plunje langs den weg schaarden. De genomen maatregelen der camouflage der ellende hadden een averechtsche uitwerking. In geen enkele stad zal de kroonprinses ooit zooveel ellende hebben gezien, die haar glorieuse intocht begroette. Vier dagen werd gefeest. De gegalonneerde notabelen hadden zich uitgeput om het koningskind toch maar duidelijk hun aanhankelijkheid aan Oranje te betoonen. Velen hoopten daardoor eenmaal hun belooning te mogen incasseeren, al was het dan maar in den vorm van een lintje. Het feest liep ten einde. Het koningskind was met den extra trein vertrokken. - Opeens klonk het door de stad: - Brand! Brand! Brand in de Volkstribune! Het roode duivelskot staat in brand. - Weg met de socialisten! Als gevolg van den brand kwam de beweging in Maastricht in zware moeilijkheden. Het lokaal was gehuurd, doch de inwendige inrichting er van had voor het aanbrengen van een zoldering en het inrichten van tooneel en café het voor de Maastrichtsche socialisten groote kapitaal van Fl. 500 - gevorderd. Door den brand was dit alles vernield, alleen voor het drukmateriaal werd Fl. 156 - schade uitgekeerd. Het eenige middel was het openen van een strijdpenning onder de 2000 lezers van de Volkstribuun. Troelstra opende met Fl. 10. - Dit wekte enthousiasme op en spoedig konden de arbeiders aan het werk gaan om het lokaal opnieuw op te knappen. In de allermoeilijkste omstandigheden kwam regelmatig de politie kond doen, dat de leidende personen zich bij de Justitie moesten aanmelden om de eene of andere gevangenisstraf te ondergaan, die zij opgelegd hadden gekregen wegens het tegen de verboden in, toch uitstrooien van 't socialistisch zaad. Dat de brand het gevolg kon zijn van aangebrachte illumina- | |
[pagina 97]
| |
ties ter eere van de prinses, zal wel niemand gelooven. De socialisten uit de Negentiger Jaren waren immers nog te veel vervuld van afkeer tegen de monarchie, die eeuwen lang het symbool geweest was van verdrukking. Evenwel is nadien zeer duidelijk tot de arbeidersklasse doorgedrongen, dat de constitutioneele monarchie te prefereeren is boven een dictatoriale republiek en was hun critische blik op het koningschap een conservatisme, dat stamde uit het tijdperk van het absolute koningschap. Zoo was het te verklaren, dat de negatieve tegenstelling, monarchie - socialisme, aanleiding gaf tot scherpe verwikkelingen. Het koningschap met den aankleve van dien zal in de toekomst vergroeien met de evolutie in de machtsverhoudingen, doch een hetze tegen een constitutioneel-democratisch gezind koningschap was ook in de Negentiger Jaren misplaatst. Het in brand geraken van het socialistisch tehuis, na een bezoek van de toen z.g. ‘dure dames’, kon dan ook door de socialisten niet anders gezien worden dan een wraakoefening tegen de arbeidersbeweging. Na het blusschen van den brand bleek, dat het gordijn voor de scèneGa naar eind(91), waarop een vrijheidsmaagd geschilderd was, en tot waar de brand niet doordrong, in stukken gekerfd was. Hieruit vooral leidde men den opzet af.
Maastricht kon als het centrale punt beschouwd worden van waaruit de socialistische propaganda in Zuid-Nederland gevoerd werd. Het was het hoofdkwartier, van waaruit de roode uitvallen ondernomen werden. De rijwielclub ‘Voorwaarts’ was de ‘vliegende colonne’ die een uniforme pet droeg met roode banden. De hoofddeksels waren vervaardigd uit kunstig gesneden oude bolhoeden. Hoofdzaak was het vaandel, dat van prachtig scharlaken zijde vervaardigd was en aan hetwelke de club trouw had beloofd. Elken | |
[pagina 98]
| |
Zondag bijna toog ze uit ter propaganda. Niet altijd kwamen allen heelhuids in de kwartieren terug. Op den Rijksweg naar Eijsden stuitten zij eens op een groep met hooivorken gewapende boeren, die met hun gaffels de fietsers naar de handen staken. Oude veteranen kunnen thans nog hun doorstoken handen toonen als aandenken aan dien strijd. De aanvallers kwamen bij zulke gevechten er ook niet altijd heelhuids af.
De Nederlandsche Bond van Spoorwegpersoneel, die reeds vanaf 1891 in Maastricht een afdeeling had, had in 1893 Dr. W. Bax van Zaandam uitgenoodigd om te spreken over Christelijke sociale problemen. Ook te Roermond wilden de spoormannen vergaderen, doch moesten ervaren, dat de Roermondenaars hen te lijf gingen als hysterisch geworden kannibalen. Dr. BaxGa naar eind(92), reeds een bejaard man, werd ernstig mishandeld. De onverlaten gooiden de spoormannen en de socialisten zand in de oogen en wierpen bij Minkeberg, een socialist, de ruiten in. Huzaren drongen met de sabels in de hand de woning van den man binnen, doch werden met het huisraad bekogeld en tot den aftocht gedwongen. De ‘Seingever’, orgaan van het spoorwegpersoneel, schreef: ‘Spoormannen: Wij zijn allen aan onze zaak verplicht een krachtige beweging tegen de Roermondsche barbaarschheid in 't leven te roepen. Bereiden we ons voor eerstdaags in grooten getale en goed van verdedigingsmiddelen voorzien, de Roermondsche straten als flinke en fiere mannen binnen te treden, tot het doen doorgaan van onze vergadering. Wij willen gelijkheid voor de wet, desnoods met de knuppels in de hand om ons woord tot waarheid te maken. En waar de politie ons die met behulp van de geestelijkheid onthoudt, zullen we zelf voor politie spelen’. Deze aanzegging aan de Roermondsche bevolking had succes. In den nazomer van 1893 werd opnieuw een vergadering voor | |
[pagina 99]
| |
spoorwegpersoneel in Roermond uitgeschreven. Voor den stoet uit, vanaf het station, liepen een groep pootige veldartilleristen en groote groepen met stokken voorziene mannen. Van toen af aan was het mogelijk ook in Roermond te vergaderen. Dit neemt niet weg, dat het voeren van de propaganda op de dorpen in Limburg ook thans nog niet altijd zonder gevaar is. Nooit is dit evenwel een reden geweest om deze na te laten.
Op 20 April 1895 sprak opnieuw de radicaal GerritzenGa naar eind(93) in de Concertzaal. De commissaris van politie schreef voor, dat, met het oog op 't gevaar, slechts 450 menschen in de zaal mochten, waar er 900 best konden geborgen worden. De commissaris belastte zich zelf met de publicatie en redigeerde het affiche voor de vakvereeniging ‘Loon naar Werk’Ga naar eind(94). De Volkstribuun schreef: ‘Als de arbeiders vergaderen, dan is burgemeester Pijls o zoo bang voor hun veiligheid, dan is de zaal te zwak gebouwd, de atmosfeer deugt niet, de ventilatie is slecht, het brandgevaar groot en om dat allemaal te ontgaan mogen er maar 450 in de zaal. Vergaderen evenwel de katholieken dan wordt diezelfde Pijls een ware breek-den-nek. Kijk eens Zondag op de meeting om te protesteeren tegen de bezetting van Rome, 8 a 900 menschen in de zaal en allemaal heeren die meer ruimte noodig hebben dan een glasblazer van Regout, die eenige jaren onder de zuigpomp gezeten heef!’ Het ridiculiseeren van de kleingeestige bestrijding der tegenstanders, het bijtend sarcasme, wekte wel veel sympathie bij de bevolking, doch de katholieken waren zich van hun macht bewust en lieten geen enkel middel onbenut om de socialisten het leven onmogelijk te maken en hen door middel van de klassejustitie hun vrijheid en goed te ontrooven. Dit maakte de socialisten balsturig. De minste persoonlijke aanvallen werden in de Volkstribuun als volgt gepareerd: Wij eischen, dat men onze personen buiten spel laat. Wij zullen dit recht handhaven ‘of veroveren’, al ware 't met behulp van de lynchwet. | |
[pagina 100]
| |
Zoo'n uitdrukkingen wekten nieuwe reactie op en zoo kon het, dat de socialisten omstrengeld werden met den Justitioneelen vangarm, die hen dreigde dood te knellen. Het bleef niet bij strafgedingen. Door middel van een civiel proces - dat Vliegen natuurlijk verloor - dreigde op korten termijn de inbeslagname der bezittingen van de Partij, die, door de scheiding en het uittreden uit den Sociaal-Democratischen Bond om allerlei redenen op naam van Vliegen stonden. Uit de uitlatingen van Vliegen uit dat tijdperk bleek, dat het verliezen der civiele procedure tegen een zekeren Schuttelaar hem dermate ontmoedigd had, mede ook als gevolg van de lage aanvallen der anarchisten, dat hij niet den moed had om opnieuw geld in te zamelen om de procedure te betalen. Hij kondigde het dreigend gevaar aan in de Volkstribuun. Dit had tot gevolg, dat van meerdere zijden bijgesprongen werd. Hem, Vliegen werd verweten, dat hij het zoo ver had laten komen, doch de vele bedelpartijen, die hij moest ondernemen, stuitten hem zoo tegen de borst, dat hij er den moed toe had gemist het in dezen te doen. De obstakels, tegen de Sociaal-Democratie opgeworpen bemoeilijkten haar uitwendig bestaan. Er was geen finantieel gefundeerd organisme, dat tegen de geniepige aanvallen bestand was. De gemeenteraad had een colportageverbod uitgevaardigd. Om daarna toch nog de Volkstribuun te kunnen verkoopen werd die om 3 hazelnoten gewikkeld en werd dusdoende de verkoop volgehouden. Vanzelfsprekend regende het processen verbaal. Muni God had ondertusschen een aantal processen opgeloopen, waaronder een wegens mishandeling van den bakker Wijzen. Hierover meldde de Volkstribuun, dat de knechts van Wijzen - die voor iedere mishandeling van een socialist een kwartje zouden krijgen - wijzer waren dan hun baas, Wijzen zelf. God ging ter uitdaging bij den bakker op de stoep staan om te colporteeren, hetgeen een scheldpartij van uit den winkel uitlokte. Wijzen scheen het te verdrieten en hij gelastte God op te marcheeren. God beliefde dit niet te doen, waarna een ruzie | |
[pagina 101]
| |
ontstond. Het edele hoofd van den bakker Wijzen kwam toen in aanraking met de hand Gods, althans het hoofd van den bakker was te bespeuren op de plaats waar vooreer zijn voeten stonden en deze laatste wezen beiden ten hemel als gevolg van God's toorn. De politie bemoeide zich met het geval en M. God werd voor den rechter gedaagd. Deze beweerde, dat de slag niet met de vuist kon toegebracht zijn. God noodigde den rechter, die aangeduid werd met den bijnaam ‘Pietje Plezier’, uit eens bij hem te komen, dan zou hij hem toonen inderdaad in staat te zijn met de vuist zoo een slag toe te brengen. De rechter wenschte aan deze invitatie geen gevolg te geven. Hij behandelde den delinquent mild, voor een socialist althans, en strafte hem met 14 dagen hechtenis als compensatie, dat hij het hernieuwd en overtuigend bewijs niet had laten leveren.
Intusschen werden overal pogingen gedaan om afdeelingen te stichten van vakbonden. Op 6 Augustus 1895 vergaderden ‘Kosters Zonen’ in het lokaal Claessens op de Boschstraat waar een afdeeling van den Algemeenen Typografenbond werd opgericht. In December van 't zelfde jaar sprak Wolfswinkel voor de timmerlieden en werd een afdeeling opgericht van schrijnwerkers, meubel- en houtbewerkers. De vakvereeniging ‘Zucht naar Verbetering’ werd eveneens opgericht. Muni God peinsde op een nieuw plan. Zijn vernuft bracht hem op een lumineus idee, waarmee hij al de geleerdheid der wetsuitleggers overtrof. Feitelijk heeft M. God reeds dààrvoor een standbeeld verdiend. Hij was niets minder dan de uitvinder van de lichtreclame, die na haar ontdekking een geweldige vlucht genomen heeft. Het geheim van God zat in een..... leeg kistje, in welks wanden hij het woord ‘Volkstribuun’ zaagde en waarvoor hij rood gekleurd dun papier plakte. In het kistje werden kaarsen ontstoken en het effect was weergaloos. | |
[pagina 102]
| |
Met dit kistje voor zijn buik gebonden, dat tevens als toonbank voor de Volkstribuun diende en om geld te wisselen, trok hij door Maastrichts straten. Voor hem uit liep zijn compagnon, G. Smal, die op het in heel Maastricht bekende hoorntje blies. Op dit sein kwamen de koopers opdagen en bracht God zijn lectuur aan den man. Kwam de politie dan merkte God op, dat hij het toch niet helpen kon, dat die Smal hem naliep met dien hoorn!
Het aantal bekeuringen was nadien legio! Eens was Vliegen gedagvaard voor het plegen van luidroepende-klanken-uitstootende-geluiden te hebben voortgebracht. W.H. Vliegen legde fijntjes uit, dat dit geen Nederlandsch was en de rechter sprak hem vrij.
Het vieren van den Eersten Mei gaf den Maastrichtschen Socialisten altijd aanleiding de tragiek van den proletarischen kamp om te zetten in levendigen humor, waarvan de goedwillende bevolking nog maanden, soms jaren, gnuifde. Op beide oevers van de Maas stonden twee zeer hooge masten waaraan een enorme dradenmassa verbonden was. Vliegen had een geheim bewaard, dat, indien het slaagde, de lachspieren danig in beroering zou brengen en..... de hoofdzaak was, dat er een geweldige propaganda in schuilde voor zijn levensidealen. Die dradenmassa was een prachtig reclameobject. Op een zolder lag alles kant en klaar, een reuzen groot rooden doek met de woorden beschilderd: - ‘Dood aan de uitzuigers!.....’
Franssen, een bekende klauterbaas, was bereid om 's avonds in 't duister het doek met de sleutelringen aan de draden te bevestigen. Alles was er op berekend, dat de wind het doek midden boven de Maas zou voeren, vlak boven de Maasbrug. Het lukte prachtig. Zóó werd de Eerste Mei, ondanks allen tegenstand, zoo populair als men maar wenschen kon. Iedereen | |
[pagina 103]
| |
juichte. Het vernuft van die rooien toch, dat was nu echt onovertreffelijk! De bourgeoisie met de autoriteiten hielden krijgsraad. Eindelijk, toen het doek vele uren lang duizenden naar de brug had gelokt, werd het verwijderd. Dit kon niet anders dan door het doorknippen van een draad, welke handeling onder spot en hoon verricht moest worden. |
|