Een eeuw modern kapitalisme. De Regouts. Leed en strijd van Maastricht's proletariaat
(1976)–Michael Ubachs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
Hoofdstuk II.De in de middeleeuwen bloeiende ambachtsgilden waren bij artikel 53 der constitutie in 1789 afgeschaft, terwijl dezelve vroeger onder de regeering van Karel den VijfdeGa naar eind(26) hun politieke rechten verloren hadden. In Maastricht waren de gilden uitstekend georganiseerd geweest. Hunne producten vonden een afzetgebied in de overzeesche landen. Een gilde - de ‘Schoensche Verderen’ genaamd - bevoer met zijn vele schepen van uit Maastricht, van de 13e eeuw af, de zeekusten tot Schoonen in Zweden, het land waaraan het gilde zijn naam ontleende. De beroemde Maastrichtsche producten als leer, lakens, enz. werden er verkocht of geruild voor visch, paarlen, hout en dies meet. De sluimerende ondernemingsgeest werd weer gewekt bij de Maastrichtsche bevolking, toen de knellende banden van het Napoleontisch tijdperk en de chaotische verwarring, die de oorlogen en den Belgischen opstand gesticht hadden, tot het verleden behoorden. In 1817 hadden de gebroeders Philips een snuiffabriek opgericht, die in 1834 op moderne leest geschoeid werd. P. Regout begon in dat jaar met de glasfabricage. Na aan den knellenden | |
[pagina 26]
| |
greep der belegering ontworsteld te zijn werden de leerlooierijen op breedere basis opgezet en herwon dit product der Maastrichtsche nijverheid zijn reputatie tot ver in het buitenland. Op de Duitsche voorjaarsmessen had het leer uit Maastricht een onvolprezen roep. De bierbrouwerijen bonden opnieuw de concurentie aan met de veelal op de rondom liggende dorpen verrezen brouwerijtjes. De bierproductie steeg tot 60,000 vaten per jaar. De lakenweverijen en de textielfabrieken konden opnieuw op verhaal komen, zoo ook de meelfabrieken en andere ondernemingen. Al deze feiten, doch vooral de stichting van de glas- en aardewerkindustrie, kunnen als de basis beschouwd worden, waarop de verdere industriëele ontwikkeling steunde in de thans afgesloten eeuw van moderne uitbuiting. Het aantal ondernemingen groeide gestaag. In een decennium waren de tabaksfabrieken tot een zestal uitgegroeid. Eén en dertig bierbrouwerijen en vijftien branderijen waren er in 1848. Het aantal leerlooierijen bedroeg toen tien. Er was een geweerfabriek die aan een 150 tal arbeiders werk verschafte en twee spijkerfabrieken. In 1851 werkten bij P. Regout 665 arbeiders. In 't zelfde jaar werd een nieuwe ceramische industrie gesticht, de zoogenaamde fabriek van Clermont, de latere ‘Société Céramique’, zoomede behangselfabrieken. In hetzelfde jaar werd op de terreinen, waarop het in 1794 in brand geschoten klooster ‘de Nieuwe Biesen’ gestaan had, de groote papierfabriek gesticht. Het verkeerswezen te land en te water hield met deze ontwikkeling gelijken tred. Rijkswegen naar Aken en Verviers waren juist vóór den Belgischen opstand voltooid. Na de afscheiding werd den Rijksweg naar Nijmegem aangelegd, die in 1848 gereed kwam. De Zuid-Willemsvaart werd doorgegraven naar Luik. Spoorlijnen naar Hasselt en Aken kwamen tot stand. Maastricht was reeds in 1858 een stad van groote, industriëele | |
[pagina 27]
| |
beteekenis. Overal werden de hamer en het houweel gehanteerd en kwam Zuid-Limburg tot hoogeren bloei. |
|