Kleyn liedtboecxken
(1633)–Pieter Jansz. Twisck– AuteursrechtvrijNa de wijse: Van den 79. Psalm. Den vijfden Boet-Psalm.
LOoft den Heer mijn ziel, en al wat bequame
In my is, met een looft sijn heyl'ghe name,
Looft den Heere, mijn ziel, wilt niet vergeten
| |
[pagina 449]
| |
Wat hy my al goets ghedaen heeft met weten,
Die u sonde vergheeft,
Heelt u ghebreck beleeft,
V leven van't verderven,
Verlost en u kroon bereydt
Met ghenaed' en goetheydt
Die uwen mondt in't swerven
Vroolijck maeckt, dat ghy vernieut wordt met reden
Als een Arendt, Godt doe gherechtigheden
Al die onrecht lijden, hy heeft sijn weghen
Moses laten weten om recht te pleghen
Oock Israel sijn doen,
Barmhertigh en volsoen
Is de Heere verduldigh,
Van grooter goetheydt loos,
Hy en kijft niet altoos,
Toorent niet eeuwighvuldigh.
Hy handelt niet met ons na onse sonde
En vergelt ons niet na onse misdaets gronde,
Soo hoogh als is den Hemel boven d'aerde
Laet hy sijn ghenade worden waerde
Over dien die hem vreest
Soo veer het oost is meest
Vanden westen verscheyden
| |
[pagina 450]
| |
Soo laet hy ons misdaedt
En overtredingh quaedt
Van ons zijn sonder beyden.
Ghelijck hem een Vader ontfermt sijn kind're
Soo ontfermt hy over die hem vrees'ind're:
Want hy kent wel wat wy voor een werck zijne,
Hy ghedenckt daer aen, dat wy sijn stof schijne,
Een mensche is doch pas
In sijn leven als gras,
Hy bloeyt ghelijck de bloemen
Op't velt wanneer de wint
Daer over wayt, soo vint
Men haerder gheen meer roemen.
Haer steed'is niet meer, maer des Heeren ghenade
Duert van eeuwigheydt tot eeuwigheydt spade
Over die hem vreesen sijn gherechtigheden
Op kints kind'ren by de gheen die in vreden
Sijn verbondt houden staen
Ende ghedencken aen
Sijn ghebode gheleydet
Dat sy daer na doet snel,
De Heer heeft sijn stoel wel
Inden Hemel bereydet.
Sijn rijck heerst over al, wilt den Heere loven,
| |
[pagina 451]
| |
Ghy sijn Enghelen stercke helden boven,
Die sijn woort uytrecht, datmen hoort de stemme
Sijns woorts, looft den Heer all' Heerscharen temme,
Sijn Dienaren, ghy die
Sijn wille doet soo rie,
Looft den Heer al sijn wercken
Aen alle hoecken vry
Sijn macht ende heerschappij
Looft den Heer mijn ziel stercke.
Na beter. |
|