met die dingen te maken, behalve als ik ze aan heb, en ik geloof niet dat ik er ooit één aan m'n lichaam verloren heb.’
‘Nu, daar hoef je niet op te pochen, Silas - je zou het gedaan hebben als dat mogelijk was. En het is niet alleen het hemd dat verdwenen is. Er is ook een lepel weg, en dàt is nog niet alles. Er waren er tien en nu zijn er nog maar negen. Het kalf heeft het hemd misschien te pakken, maar een kalf kan geen lepel uit huis halen.’
‘En wat is er dan nog meer weg, Sally?’
‘Er zijn zes kaarsen weg. Dat kunnen de ratten gedaan hebben, en dat zal ook wel. 't Is nog een wonder dat ze er niet met het hele huis vandoor gaan, daar je altijd van plan bent de gaten te stoppen en het dan niet doet. Ze zouden in je haar kunnen nestelen, zonder dat je het zou merken. Maar van een lepel kan je de ratten de schuld niet geven.’
‘Kalm nu maar, Sally, ik weet dat het mijn schuld is, dat geef ik toe. Maar je kan er op rekenen dat die gaten morgen gestopt worden.’
‘O, haast je maar niet, het volgend jaar is ook nog tijd genoeg.’
Op dat ogenblik kwam de negermeid binnen en zei: ‘Mevrouw, d'r is een laken weg’.
‘Ik zal die gaten vandaag nog dichtstoppen’, zei oom Silas berouwvol.
‘O, hou je mond! Misschien hebben die ratten dat laken ook wel! Waar is het gebleven, Lize?’
‘Als ik dat maar wist, juffer Sally. Ze was gisteren op de waslijn, maar ze is weg, ze is daar nou niet meer.’
‘Het lijkt wel of de wereld op z'n kop staat. Dat heb ik in m'n hele leven nog niet beleefd. Een hemd en een laken en een lepel en zes kaar...’
‘Mevrouw’, zei een klein ventje, dat kwam aanlopen, ‘d'r is een koperen kandelaar weg.’
‘Maak dat je wegkomt, bengel, voor ik je wat doe!’
Nou, ze kookte. Ik wachtte op een gelegenheid om er tussenuit te knijpen en in het bos af te wachten tot de bui weer zou zijn overgedreven. Ze hield een lange alleenspraak en niemand durfde er een woord tussen te werpen en toen greep oom Silas in z'n jaszak en haalde er met een verbaasd gezicht een lepel uit te voorschijn. Ze bleef midden in een zin steken, met open mond en de handen in de hoogte. Ik had op dat ogenblik wel in Jeruzalem willen zitten. Toen zei ze: ‘Dat is nou net wat ik verwachtte. Dus jij hebt hem al die tijd in