zou je niet bang meer zijn. Je zou haar kunnen temmen.’
‘Temmen!’
‘Ja, makkelijk genoeg. Ieder dier is dankbaar voor vriendelijkheid en liefkozingen en ze zouden er niet aan dènken iemand iets te doen die ze liefkoost. Dat kan je in ieder boek lezen. Probeer het eens - dat is alles wat ik vraag, probeer het alleen maar eens een dag of twee of drie. Ik wed dat je haar al gauw zo ver krijgt, dat ze van je gaat houden en bij je slaapt en je geen ogenblik verlaat en toestaat dat je haar om je nek windt en haar kop in je mond steekt.’
‘O, assieblief, jongeneer Tom - praat niet zo griezelig! Ik kan er niet tegen! Hij laat me z'n kop in m'n mond steken - as een gunst, nietwaar? Nou, hij kan aardig lang wachten voor dat ik hem vraag. En ik verlang er niks naar dat ie bij mij slaapt.’
‘Jim, doe niet zo mal. Een gevangene moet nu eenmaal het één of andere stomme dier als lieveling hebben. En als niemand het nog met een ratelslang heeft geprobeerd, des te meer roem is er voor jou mee te behalen.’
‘Ja, maar jongeneer Tom, ik verlàng niet zulk roem. Eén hap en Jim's kin is weg en waar is de roem? Nee, meneer, daar hou ik niks van.’
‘Verdikkeme, kan je het niet proberen? Ik vraag je alleen toch maar om het te proberen - als het niet lukt, dan hoef je er niet mee door te gaan.’
‘Als de slang mij bijt terwijl ik hem probeer, dan is het te laat. Jongeneer Tom, ik wil haast alles doen als 't niet onredelijk is, maar as jij en Huck hier een ratelslang brengt die ik moet temmen, dan loop ik weg, da's vast.’
‘Goed, dan maar niet, als je zo koppig bent. We kunnen wel wat ringslangen voor je vangen en als je dan een paar belletjes aan hun staart vastmaakt, kunnen we net doen alsof het ratelslangen zijn.’
‘Dat gaat dan nog, maar ik mag een boon wezen, as ik het er niet net zo goed zonder kon doen. Ik heb nooit geweten dat het zo'n last zou zijn om een gevangene te wezen.’
‘Ja, als het tenminste gedaan wordt zoals het behoort. Heb je hier ratten?’
‘Nee, ik heb er geen gezien.’
‘We zullen zorgen dat je er een paar krijgt.’
‘Maar jongeneer Tom, ik wil geen ratten. Dat zijn zulk vervelende beesten. Zij lopen altoos over je heen en bijten in jouw tenen als je probeert te slapen. Nee, meneer, geef mij