De lotgevallen van Huckleberry Finn
(1946)–Mark Twain– Auteursrecht onbekend
[pagina 163]
| |
Hoofdstuk XXXIV.Het zou nog wel een uur duren voor we moesten ontbijten, en we liepen het bos in, omdat Tom zei dat we een beetje licht moesten hebben om bij te graven en dat een lantaarn tè veel licht gaf en ons misschien zou verraden. Wat we nodig hadden, was vergaan hout, dat een zachte lichtglans gaf als je het op een donkere plek neerlegde. We zochten ieder een armvol en verstopten het tussen het onkruid en gingen toen zitten om uit te rusten. Tom zei, wat ontevreden: ‘Verduld, het gaat allemaal veel te makkelijk. En het is moeilijk om een moeilijk plan te bedenken. Er staat geen wachtpost, die onschadelijk gemaakt moet worden - d'r hóórde eigenlijk een wachtpost te staan. Er is zelfs geen hond om een slaapdrankje aan te geven. En Jim zit maar met één been aan de poot van z'n bed geketend. Alles wat je hebt te doen is die poot op te lichten en de ketting er af te laten glijden. En oom Silas vertrouwt iedereen, hij laat de sleutel aan die stomme neger brengen en stuurt niet eens iemand mee om een oogje op hem te houden. Jim had allang uit dat venster kunnen klimmen, hoewel het natuurlijk geen doen zou zijn om met een tien voet lange ketting aan je been weg te lopen. Verdikkeme, Huck, het is allemaal veel te gemakkelijk, we zullen moeilijkheden moeten beidenken. Als je alleen maar denkt aan die lantaarn. De naakte waarheid is, dat we wel moeten doen alsof het schijnsel van een lantaarn gevaarlijk zou kunnen zijn. Want we kunnen even goed met een fakkeloptocht gaan werken, als je het mij vraagt. En nu ik er net aan denk - we moeten iets vinden om een zaag van te maken.’ ‘Waar hebben we een zaag voor nodig?’ ‘Waar we een zaag voor nodig hebben? Moeten we dan soms niet de poot van Jim's bed stukzagen, om de ketting er af te krijgen?’ ‘En je zei net dat iemand het bed maar hoefde op te lichten!’ ‘Wel, als dat nu niet net iets voor jou is om zo te praten! Heb je dan nooit eens een boek gelezen? Baron Trenck, of Casanova, of Benvenuto Zeelinie, of Henry IV, of van één | |
[pagina 164]
| |
van die helden? Wie heeft er nu ooit van gehoord om een gevangene op zo'n kinderachtige manier te bevrijden? Nee, al de autoriteiten op dat gebied zagen de beddepoot doormidden, en laten hem dan zo staan en ze slikken het zaagsel in, opdat het hun niet zal verraden en ze smeren wat modder of vuil over de doorgezaagde plek, zodat de scherpste blik niet kan ontdekken dat daar gezaagd is. En in de nacht, als alles gereed is, geef je een schop tegen die poot, hij gaat omver, je schuift de ketting er af en - klaar is Kees. Nu hoef je niets anders meer te doen dan je touwladder naar de tinnen op te trekken, er af te glijden en je been te breken in de gracht - een touwladder is altijd negentien voet te kort, weet je - en daar staan je paarden en je trouwe vazallen en die rapen je op en gooien je over de rug van een paard, en voort gaat het naar je geboorteland Languedoc of Navarre, of waar dat dan ook is. 't Is fijn, Huck. Ik wou dat er maar een gracht om de hut was. Als we er de nacht van de ontvluchting tijd voor hebben, zullen we er een graven.’ ‘Wat moeten we met een gracht als we hem onder een hut gaan uitgraven?’, vroeg ik. Maar hij hoorde me niet eens. Hij had alles en iedereen vergeten. Hij zat met z'n kin in de hand te denken. Eindelijk zuchtte hij, schudde het hoofd, zuchtte nog eens en zei: ‘Nee, dat zal wel niet gaan - het is niet noodzakelijk.’ ‘Wat niet?’, vroeg ik. ‘Om Jim's been af te zagen’, zei hij. ‘Goeie hemel!’, zei ik. ‘Nee, dat is zèker niet noodzakelijk. En waarom zòu je z'n been willen afzagen?’ ‘Nou, sommige van de beste autoriteiten op dat gebied hebben het gedaan. Ze konden de ketting er niet af krijgen en hakten dan hun hand maar af, en een been zou nog mooier zijn. Maar dat zal wel niet gaan. In dit geval is het niet strikt noodzakelijk en bovendien is Jim een neger en zou niet begrijpen dat het de gewoonte is in Europa, dus dat laten we maar schieten. Maar iets anders - hij kan wel een touwladder gebruiken. We kunnen onze lakens kapot scheuren en er makkelijk genoeg een touwladder van maken. En die kunnen we in een pastei bij hem binnen smokkelen, zo gebeurt het meestal. En ik heb wel slechtere pasteien gegeten.’ ‘Maar, Tom, wat praat je toch een onzin’, zei ik. ‘Jim heeft toch geen touwladder nodig.’ ‘Hij heeft er wèl een nodig, jij praat onzin. Beken liever dat je er niets vanaf weet. Hij moet een touwladder hebben, die hebben ze allemaal.’ | |
[pagina 165]
| |
‘Maar wat ter wereld moet hij er mee doen!’ ‘Er mee doen? Hij kan hem toch in z'n bed verbergen, of soms niet? Dat doen ze allemaal, en dat moet hij ook doen. Jij schijnt nu nooit eens iets te willen doen wat gebruikelijk is, Huck. Laten we veronderstellen dat hij er niets mee doet, maar als hij weg is, vinden ze het dan toch in z'n bed voor een aanwijzing. En geloof maar dat ze aanwijzingen en sporen nodig hebben! En zou jij ze er nu helemaal zonder willen laten? Een mooie boel zou jij er van maken! Nog nooit van m'n leven heb ik zoiets gehoord.’ ‘Nou’, zei ik, ‘mij best, als het de gewoonte is. Ik wil daar niets aan veranderen. Maar d'r is één ding, Tom Sawyer - als we onze lakens in repen gaan scheuren om een touwladder te maken, dan krijgen we met tante Sally te doen, dat is zo zeker als wat. Zoals ik de zaak bekijk, zouden we ook een ladder van boomvezels kunnen maken. Dat kost niets en daar verniel je niets mee en die kan je ook in een pastei stoppen en in een stroozak verbergen. En Jim heeft toch geen ervaring op dat gebied en het zal hem wel niet kunnen schelen wat voor soort van een...’ ‘O, stil toch, Huck Finn, als ik zo dom was als jij, dan zou ik m'n mond liever houden. Wie heeft er nu ooit gehoord van een staatsgevangene die met een boomvezelladder ontvlucht? Het is gewoonweg belachelijk!’ ‘Nou, stil maar, doe maar zoals je wilt, maar ik zou je toch aanraden mij een paar lakens van de waslijn te laten lenen.’ Dat was goed en daardoor kreeg hij weer een nieuw idee. ‘Leen ook een hemd’, zei hij. ‘Waar hebben we een hemd voor nodig?’ ‘Voor Jim, om een dagboek op te houden.’ ‘Dagboek! Je tante! Jim kan niet eens schrijven.’ ‘Aangenomen dat hij niet kan schrijven - maar hij kan toch tekens op het hemd maken, nietwaar? En we kunnen een pen voor hem maken van een oude tinnen lepel of van iets anders.’ ‘Maar Tom, we kunnen toch beter een veer uit een gans trekken en er daar een van maken? Die wordt veel beter en het gaat ook vlugger.’ ‘Gevangenen hebben geen ganzen bij de hand, stommeling. Ze maken hun pennen altijd van het hardste, lastigste materiaal. Een stuk van een oude, koperen blaker of zoiets dergelijks dat ze te pakken kunnen krijgen. En het duurt weken en weken en maanden en maanden om het klaar te krijgen, omdat ze het moeten doen door tegen de muur te schuren. Ze | |
[pagina 166]
| |
zouden geen ganzeveer willen gebruiken, al hadden ze er een! 't Hoort niet.’ ‘O, vooruit dan maar. En waar moet de inkt van gemaakt worden?’ ‘Er zijn er een heleboel die ze van roest en tranen maken, maar die zijn niet veel bijzonders, het goede soort gebruikt bloed. Jim kan dat ook doen en als hij een geheimzinnige boodschap de wereld wil inzenden om te laten weten in welke gevangenis hij smacht, moet hij die met een vork op de onderkant van een tinnen bord krassen en uit het venster gooien. Het ijzeren masker deed dat altijd.’ ‘Jim heeft geen tinnen borden, hij krijgt z'n eten in een pan.’ ‘Dat geeft niets, we kunnen hem er een paar bezorgen.’ ‘Maar niemand kan z'n borden lezen.’ ‘Dat heeft er niets mee te maken, Huk Finn. Alles wat hij heeft te doen, is om er op te schrijven en ze uit het raam te gooien. De helft van de tijd kan je niet lezen wat een gevangene op een bord of ergens anders op, heeft geschreven.’ ‘Nou, wat heeft het dan voor zin om die borden te verknoeien?’ ‘Wat geeft dat nou, het zijn zijn borden toch niet.’ ‘Maar het zijn toch iemands borden.’ ‘Best. Maar wat kan dat de gevangene schelen van wie...’ Hier brak hij af, omdat we de hoorn voor het ontbijt hoorden blazen en naar binnen gingen. Gedurende de morgen leende ik een laken en een wit hemd van de waslijn en ik vond een oude zak waar ik ze instopte en we haalden het vergane hout en brachten het naar het schuurtje. Ik noemde het lenen, omdat vader het altijd zo noemde, maar Tom zei dat het geen lenen was, maar stelen. Hij zei dat we gevangenen voorstelden, en gevangenen gaven er niet om hoe ze aan de dingen kwamen, als ze ze maar kregen. En bovendien nam niemand het ze kwalijk. Het is geen zonde voor een gevangene om de dingen te stelen die hij nodig heeft, het is zijn recht. En zolang we een gevangene vertegenwoordigden, hadden we het volste recht om alles te stelen wat we maar in het minst nodig hadden. Hij zei dat het heel wat anders zou zijn als we geen gevangenen waren, en alleen maar een laag en gemeen iemand zou stelen als hij geen gevangene was. Maar hij maakte een geweldige drukte toen ik op een dag een watermeloen uit een veldje van de negers stal en opat, en ik moest de negers een dubbeltje gaan geven, zonder te vertellen waar het voor was. Tom zei dat hij | |
[pagina 167]
| |
bedoelde dat we alles mochten stelen wat we nodig hadden. Nou, zei ik, ik had die watermeloen nodig. Maar hij zei dat ik hem niet nodig had om uit de gevangenis te komen, en dat daar het verschil lag. Ik liet het er maar bij, maar wat voor voordeel was er in als ik iedere keer, dat ik de kans had om een watermeloen te pikken, zo'n fijn onderscheid tussen stelen en stelen moest maken. Nou, zoals ik al zei, we wachtten die morgen tot iedereen aan z'n werk en niemand in de buurt te zien was en toen bracht Tom de zak in het schuurtje, terwijl ik op de uitkijk stond. Toen hij er weer uitkwam, gingen we op een houtstapel zitten. ‘Alles is nu in orde’, zei hij, ‘behalve het gereedschap en dat is makkelijk genoeg.’ ‘Gereedschap?’, zei ik. ‘Ja!’ ‘Gereedschap waarvoor?’ ‘Nou, om te graven natuurlijk. We gaan er hem toch soms niet uitknagen?’ ‘Zijn die oude houwelen en zo niet goed genoeg om een neger uit te graven?’, zei ik. Hij keek me medelijdend aan en zei: ‘Huck Finn, heb je er ooit van gehoord dat een gevangene houwelen en spaden en de modernste hulpmiddelen in z'n bezit heeft om zich uit te graven? Nou vraag ik je, als je tenminste voor rede vatbaar bent - wat voor kans zou hij hebben om als een held te verschijnen? Ze zouden hem net zo goed de sleutel kunnen lenen.’ ‘Goed’, zei ik, ‘maar als het dan niet met spaden en houwelen moet, waar wil je het dan mee doen?’ ‘Met een paar tafelmessen.’ ‘Helemaal onder de hut door met tafelmessen?’ ‘Ja.’ ‘Verdikkeme Tom, dat is gekkenwerk.’ ‘Gekkenwerk of niet, het is de juiste manier - zoals het hoort. Ik heb nooit van een andere manier gehoord en ik heb al de boeken gelezen waarin die dingen staan. Ze graven zich allemaal uit met een tafelmes en niet zo maar door zand, gewoonlijk is het stevige rotsgrond. En het duurt weken en weken, voor eeuwig en eeuwig. Kijk b.v. eens naar één van die gevangenen, die in de onderste kerker van het kasteel DiefGa naar voetnoot*) in de haven van Marseille zat. Die heeft zich op die | |
[pagina 168]
| |
manier uitgegraven en hoe lang denk je dat hij er mee bezig was?’ ‘Ik weet niet.’ ‘Nou, raad eens;’ ‘Ik weet niet. Anderhalve maand misschien.’ ‘Zevenendertig jaar - en hij kwam in China uit. Dat is me nog eens wat! Ik wou dat dit fort op stevige rotsgrond was gebouwd.’ ‘Jim kent niemand in China.’ ‘Wat heeft dàt er nu mee te maken? Die andere vent kende er ook niemand. Maar jij dwaalt altijd af op zijweggetjes. Waarom kan je niet bij de hoofdzaak blijven?’ ‘O, goed dan - het kan me niet schelen waar hij uitkomt, àls hij er maar uitkomt, en Jim zal het ook wel niet kunnen schelen, denk ik. Maar één ding is zeker - Jim is te oud om met een tafelmes te worden uitgegraven, zo lang leeft ie niet meer.’ ‘Dat doet ie wèl. Je denkt toch niet dat het zevenendertig jaar zal duren om Jim uit dat zand te graven?’ ‘Hoe lang zal het duren, Tom?’ ‘Ja, zie je, we kunnen het niet riskeren om er zo lang over te doen als we eigenlijk moesten, want het zal niet zo lang meer duren voor oom Silas bericht krijgt uit New Orleans. Dan komt hij te weten dat Jim daar niet vandaan is, en dan zal hij Jim gaan adverteren of zo iets. Eigenlijk behoorden we er een paar jaar over te doen, maar dat gaat nu eenmaal niet. Het beste is dat we dan maar doen alsof het zevenendertig jaar heeft geduurd.’ ‘Nou, dat is tenminste verstandige taal’, zei ik. ‘Dan zal ik proberen om een paar tafelmessen te gappen.’ ‘Gap er drie’, zei hij. ‘We hebben er één nodig om een zaag van te maken.’ ‘Tom, als het niet tegen de regels is om het te opperen’, zei ik, ‘bij het bakhuis steekt een ouwe, roestige zaag tussen de muur en de planken.’ Hij keek me ontmoedigd aan en zei: ‘Het geeft niets of ik al probeer jou iets te leren, Huck. Ga die messen maar gappen - drie stuks.’ En dat deed ik. |
|