niets aan doen. Maar ik bleef niet lang zitten. Ik liep de weg op en dacht er over na wat ik nu moest doen. Al gauw kwam ik een jongen tegen en ik vroeg hem of hij een neger had gezien, zo en zo gekleed.
‘Ja’, zei hij.
‘Waar ergens?’, vroeg ik.
‘Bij Silas Phelps, twee mijlen hier vandaan. Hij was een weggelopen neger en ze hebben hem gepakt. Zocht je hem?’
‘Reken maar van niet. Ik kwam hem een uur of twee geleden in de bossen tegen en hij dreigde me de keel door te snijden als ik een woord zei en ik moest blijven waar ik was - en dat heb ik ook gedaan, ik dorst me niet te verroeren.’
‘Nou’, zei hij, ‘je hoeft nu niet meer bang te zijn, ze hebben hem. Hij kwam ergens uit het Zuiden vandaan.’
‘Goed dat ze hem te pakken hebben.’
‘Reken maar! En tweehonderd dollar beloning. 't Is gevonden geld.’
‘Ja, dat is het - en ik had het kunnen verdienen als ik groot genoeg was geweest, ik heb hem het eerst gezien. Wie heeft hem gevangen?’
‘Een ouwe kerel - een vreemdeling - en hij heeft z'n recht op de beloning voor veertig dollar verkocht, omdat hij de rivier op moest en niet kon wachten.’
‘Misschien is er iets niet mee in de haak dat hij het zo goedkoop heeft laten gaan.’
‘Nee hoor, het was helemaal in orde. Ik heb het strooibiljet zelf gezien. Hij staat er precies op beschreven en de plantage vanwaar ie is weggelopen staat er ook op, ergens in New Orleans. Nee, daar is geen twijfel aan, dat klopt als een bus.’
Ik ging weer naar het vlot. In de wigwam zat ik over alles na te denken, het hielp niet veel, ik wist niet wat te doen. Na alles wat we voor die schurken hadden gedaan, speelden ze Jim zo'n gemene streek, dat hij voor z'n hele leven weer een slaaf zou zijn en bovendien nog tussen vreemden. En dat allemaal voor veertig dollar.
Dan zou het eigenlijk veel beter voor Jim zijn dat hij thuis in slavernij was, in de buurt van zijn familie. Ik zou juffrouw Watson kunnen schrijven waar haar neger zich bevond en daardoor de zonde dat ik hem had geholpen weg te lopen, weer goed maken. Maar toen moest ik er aan denken hoe lang we nu al samen waren geweest en ik zag Jim voor me en hoe we samen praatten en zongen en lachten. En ik dacht er aan, hoe hij me liet doorslapen als het eigenlijk mijn beurt was om de wacht te houden en hoe blij hij was geweest toen ik uit de