‘Wij hebben niets anders dan de kleeding van dien dief in het aanzijn geroepen - niets anders.’
‘Maar, kolonel, denk je waarlijk -’
De kolonel sloeg met zijn vuist op de tafel en zeide:
‘Mijne meening komt hierop neer: De belichaming was voorbarig; de dief is ons ontsnapt, dit is niets anders dan een verwenschte voorvader!’
Hij stond op en liep het vertrek op en neer. Hawkins zei klagend:
‘'t Is eene bittere, bittere teleurstelling!’
‘Dat weet ik, dat weet ik, senator. Ik gevoel dat zoo diep, als iemand maar zou kunnen doen. Maar we moeten er ons aan onderwerpen - op zedelijke gronden. Ik heb geld noodig, maar God weet, dat ik niet arm genoeg en niet gemeen genoeg ben om de hand te leenen tot het straffen van iemands voorvader voor de misdaad, door den nakomeling van dien voorvader gepleegd.’
‘Maar, kolonel,’ smeekte Hawkins, ‘denk eens na; wees niet te overijld; je weet, dat dit de eenige kans is om het geld te krijgen, en bovendien, de Bijbel zegt zelf, dat de nakomelingschap tot in het vierde geslacht zal gestraft worden voor de zonden en de misdaden, door voorvaderen gepleegd; en dus is het niet meer dan billijk dat wij dien regel omkeeren.’
De kolonel stond verbaasd over de strenge logica van deze stelling. Hij liep het vertrek op en neer en dacht over de zaak na. Eindelijk zeide hij:
‘Er ligt daarin veel waars; ja, er ligt daarin veel waars. En dus, ofschoon het wel wat bar is, dezen armen drommel te laten straffen voor een diefstal, waarin hij niet 't minst de hand heeft gehad, dunkt mij toch, dat wij hem bij de autoriteiten moeten aangeven.’
‘Dat zou ik doen,’ zeide Hawkins verheugd, ‘dat zou ik doen, al was hij ook duizend voorvaders in één samengedrongen.’
‘Lieve hemel! dat is hij juist,’ zeide Sellers, ‘dat is hij juist; er is in hem iets van iederen voorvader, dien hij heeft gehad. In hem zijn atomen van priesters, soldaten, kruisvaarders, dichters en bevallige vrouwen - allen menschen, die deze aarde in overoude tijden betreden hebben en die nu door bemiddeling van ons uit hunne rust opgewekt worden om zich te verantwoorden over het bestelen van een Bank in Cherokee Strip - en dat is een schandelijk misdrijf!’
‘O, spreek zoo niet, kolonel; het vervult mij met schaamte over het aandeel, dat ik heb gehad -’
‘Wacht eens! Nu heb ik het!’
‘Eene hoop op redding misschien?’
‘'t Is doodeenvoudig; een kind zou er aan gedacht hebben. Als ik in staat ben geweest om tot het begin dezer eeuw terug te gaan, waarom zou ik dan hen, die later geleefd hebben, ook niet kunnen belichamen? Ik zal dit terstond doen.’
‘Zoover had ik niet gedacht!’ riep Hawkins verheugd uit. ‘Dat is het juist. Welk een verstand heb je toch! En zal hij den overbodigen arm verliezen?’
‘Wel zeker.’
‘En zal zijn Engelsch accent verdwijnen?’
‘Het zal geheel verdwijnen. Hij zal spreken als een echte inboorling van Cherokee Strip.’
‘Kolonel, misschien zal hij bekennen.’