Zedenzangen(1720)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Reisbroeders. Toon: Godlyk gezag, dat de stoutste doet beven. 1. Lekker en Leui, bei te zamen gespannen, Trekken den wagen vol schotels en kannen, Niet naar Gelukstad: maar naar Sint Reinuit. Quistig en Zuinig die passen ook t' zamen, Die al zo spoedig in 't Gasthuis ook quamen. Zy t' zamen zyn al vracht voor Kalis schuit. [pagina 103] [p. 103] 2. 't Wyl daar de Buik aan het roer is gezeten, Praat men in 't schip maar van drinken en eeten, En zeilt voor wind en stroom gestadig voort. Tuisschers, en spelers, en hunne gezellen, Met die men meer van die borsten kan tellen: Zy maken fraai gezelschap binnen 't boord. 3. Op dat het schip doch niet laat aan zou landen, Slaan zy aan riemen en boomen de handen, En helpen dus zich zelf, en and're meê. Zy die belust zyn om mede te vaaren, Laat ze niet werken, noch zorgen, noch spaaren. O maakt u vaardig; 't klokje luid alreê. 4. Laat ze dan vaaren, die derwaards willen, En 't geen zy hebben, verzuimen of spillen: Het geen 'er volgt, is voor hun rekening, Zyt gy doch vlytig en zuinig; dan zullen Zy, die nu spelen, en queelen, en smullen, Zyn tot Reinuit, als 't t'huis naar wensch u ging. Vorige Volgende