Zedenzangen
(1720)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij
[pagina 102]
| |
En spaart men niet, word duuren niets bewaart.
Is spaaren weg, dat duuren ook vertrekk'.
Dan is 'er plaats voor missen en gebrek.
2.
Zal iets dan duuren, men moet het ook spaaren.
't Verquisten is daar om van geenen duur.
't Geen gy wilt houden, gy moet het bewaren.
Wat spaart een leêge ton, of yd'le schuur?
Gewislyk hy, die van geen spaaren weet,
Die kent ook niet de stad, die Duuren heet:
Want beide liggen zy in een gewest.
Die 't een by 't ander voegt, doet allerbest.
3.
Wist men het kunstje, dat zonder het spaaren
Het Duuren duuren wou; 't was veeler zin;
Daar nu de ton en de buidel ervaren,
Spaart men die niet, zo duurt 'er ook niets in.
Wel spaart dan, en gebruikt ook op zyn tyd.
't Geen wel gebruikt word, is men dus niet quyt,
Vermits de vrucht daar van dan duuren zal.
En zonder dat, baat spaaren niet met al.
|
|