Zedenzangen(1720)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Tuchtmaate. Toon: Schoon bloemgewas, en edel kruid. 1. Te geess'len met een vossenstaart, 't Geen roeden waardig was, Heeft tegen quaad nooit vrucht gebaart: Want dat vergeet men ras. 2. Bestraften, dat men streelend' doet, Veroorzaakt geen ontzag, En prent geen vreezen in 't gemoed, Als wel een geesselslag. 3. Ziet Eli's snoode boeven aan, En 's Vaders slappigheid. Hoe deerlyk is hen dat vergaan? Hoe bitter is 't beschreit? 4. 'k Wil ook niet, dat men voor een roê Met schorpioenen slaat. Geeft niet te veel aan wreedheid toe, Maar hou in 't straffen maat. 5. Dan handelt men naar billykheid, Als straf naar misdaad is. Om dat te wikken, dient beleid. Maar menig tast hier mis. 6. God zelve gaat ons daar in voor, Die 't in zyn weegschaal legt. O volgt hem in dat zelve spoor. Dan gaan de zaaken recht. Vorige Volgende