Zedenzangen(1720)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Voorgaan. Toon: Psalm 6. 1. Gelyk als d'oude zongen, Zo piepen ook de jongen. De dochter toont den aard Der moeder, en van vaêrtje Heeft ook de zoon een aardje: 't Geen beider voorbeeld baart. 2. Zo 't ei is, is het kieken. Melaatsche teelen zieken. Gelyk komt van gelyk. 't Verderf ons aangeboren Holt steeds na quaade spooren, En is vërkeertheids blyk. 3. Als Ouders dat noch queeken, Het zal noch meer uitbreken, En 't zet de kind'ren aan Om d'Ouders na te treden In ongeregeltheden, Die zelf daar voor in gaan. 4. Wat mag de krab begeeren Een rechten gang te leeren Aan jongen, die zy heeft, Zo lang zy door ter zyden, En niet recht uit te schryden, Een voorbeeld daar van geeft? 5. Gy Ouders, laat uw leeven [pagina 66] [p. 66] Een deugden-spiegel geven Aan u, zo dierbaar zaad. 't Zyn toevertrouwde panden, Die God eens van uw' handen Zal eischen, vroeg of laat. Vorige Volgende