Zedenzangen(1720)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Dichtstyl. Toon: Sarabande. Of Psalm 110. 1. Hoogdravend volk, dat niets dan donderdreunen En blixemflits, met daverend' gekraak Luidruchtig bralt, dat bergen wederdeunen. Moord, brand, en puin, en bloed is uw vermaak. 2. Gy luistert maar naar 't dond'ren der kartouwen, En bombenknars, die 't al aan flarzen slaat. Hoe vrolyk kont gy verstingploffen schouwen, Als maar uw Held daar door gelauwert staat! 3. Ik wil myn pen tot zagter toonen snyden, En dicht tot myn vermaaking slechts een lied. 'k Zal aan wien 't lust geen hooger vlucht benyden Myn stof vereischt die woordenpraaling niet. 4. 't Natuurlyk schoon kan my het meest behagen. O! daar behoeft geen tooizel by gezet. Ik zal dan naar toneelgezwets niet vragen, Zo maar de styl is zaakryk, klaar, en net. Vorige Volgende