| |
| |
| |
XVII. Spreekwoorden van pleiten, geschil hebben, enz.
't Zwaard kent geen vrienden. Dit is genomen uit de verbeelding van de gerechtigheid, als eene Maagd met geblinde oogen, en een weegschaal in de eene, en een zwaard in de andere hand. Daar van is ook 't spreekwoord: Recht moet recht zyn, al zou men malkanderen in riemen snyden.
De zon trekt water. Dat wil zeggen, de Rechter laat zich de handen vullen; Hy vult zyn blaauwe zakken, en daar word eenzydigheid gepleegt. 't Word ook toegepast op die ymand begunstigen, zijne zijde kiezen, hem voorspreken en verdedigen.
Het hoogste recht is 't hoogste onrecht. Dat wil zeggen, wanneer men zonder eenige billijke toegeventheid en bescheidenheid op zyn gestrengste recht en eisch wil blijven staan, en dat uitvoeren. Die den laatsten druppel uit de kan wil hebben, krijgt het lid op den neus. Hier mede komt Salomons spreuk overeen: Weest niet al te rechtveerdig. Pred. 7: 16. Zo zegt men ook: Trekt het touwtje niet te styf, of gy krijgt de einden in de hand. 't Is dan geen algemeene stokregel: Recht moet recht zyn, al zou men malkanderen in riemen snyden, of met stokken slaan.
Alle dingen hebben twee handvatten. Dat is, zy konnen ten goede, of ten quaade geduid en genomen worden, naar dat men ze volgens ymands bevatting en gezintheid, van de eene of de andere zijde begrijpt. De liefde gebied alles in de beste vouw te slaan. Zo zegt men, neemt het ten besten, of ten goede. Dikwijls word wel iets by 't verkeerde einde aangegrepen. 't Is wijsheid, de pan by den steel te houden. Voor al moet een Rechter hier wel toezien, dat hy geen misgreep bega. Daar toe moet hy zijne twee ooren te werk stellen. 't Is Audi et alteram partem.
Tot een wasschen neus maken. Dit wil zeggen alles te vormen en draayen, gelijk men 't van zijn belang acht. Dit word toegepast op 't verwringen der H. Schrift, 't Recht, enz. als waren die van buigzaam wasch. Zulk een speelt daar meê, als Jan Potagie met zyn muts. | |
| |
Men moet'er een slag in slaan. Dit wil zeggen, de zaak door inschikking vereffenen. De zin is klaar, maar de spreekwyze duister. Doch dit slag in slaan word veelzins gebruikt. Men slaat ook ergens na door gissen, gelijk de blinde naar 't ei; en Malle Jan sloeg onder zijn hoenderen. Doch men slaat ook den bal wel eens mis.
Men moet geen goed geld naar quaad geld werpen. Zo geschied menigmaal van pleitzuchtige, die zakken vol papieren, maar beurzen zonder geld over winnen. De ouden zeiden wel: Wilt gy pleiten om een koe, breng'er noch een toe; en daar om, Een Mager verdrag, is beter dan een vet vonnis. 't Maakt den spaarpot schraal en ledig, zo veele handen te zalven, en vullen. Zo werpt men ook geld in 't water.
't Is niet om de knikkers, maar om 't recht van 't spel. Zo zeggen de jongen, wanneer zy om onheusch doen wel eens plukhairen, en malkanderen met de knikkerzakken om de ooren slaan. Hier aan stellen zich gelijk, die om een beuzeling een proces aanvangen, quansuis om dat het recht aan hunne zijde is, zo zy meenen.
Ontkennen is de eerste regel in de rechten. Het Corpus Juris kent zulk een eersten regel niet; maar gemeenlijk bedienen schuldige zich voor den Rechter eerst daar van, en blijven'er, tegen beter weten, wel hardnekkig by, gelijk een dief by den bast.
Hy zal 't quaad zeggen hebben. Dit wil uitdrukken, hy zal zich bezwaarlijk konnen verandwoorden. Zyn zeggen zal hem weinig konnen baaten.
't Is wat te zeggen. Dit spreekwoord past men toe op dingen, die zonderling groot, of zwaar om te doen zyn. De zin is, om dat te beschrijven, zoude men veel woorden moeten gebruiken.
Daar is melk aan de kan. Dit zegt men als het blijkt, of ten minsten waarschijnlijk is, dat'er eenigzins schuld is by ymand. Zoude dat ontleent zyn van eenige overblijfzels in eene melkkan, waar uit blijkt, dat daar in melk geweest is? Mogelijk is van dat spreekwoord noch een ander oorsprong. 't Was | |
| |
dieper nagespeurt van dien Koning van Persië, die aan een zijner bedienden den maag dede open snijden, om dat een wijf hem beschuldigde, dat hy haar koes melk had opgedronken, 't geene deze loochende. Doch daar was melk, niet aan de kan, maar aan de maag.
Hy viel door de mande. Dit spreekwoord gebruikt men van ymand, die op de beschuldiging eerst iets loochende, maar daar na overtuigt wierd, en dat bekende. Hy valt door de mande, die den bodem inzit, of daar door heen valt, dewijl hem zyn steunzel ontzakt en begeeft. Dit word toegepast.
Men moet kiezen of kavelen. Dat is, door keur of loting zich 't een of 't ander toeeigenen. Keur baart angst. Doch 't kan zyn, dat men om de keur niet van de trappen zoude willen vallen.
Als twee honden vechten om een been, loopt'er de derde meê heen. Zo gebeurt dikwijls, als'er twee twisten, en malkanderen in 't hair zitten om eenige zaak, dat geen van beide die krijgt, of behoud, maar dat een derde de gelegentheid krijgt, om met den buit door te gaan. In 't byzonder is dat gemeen in pleitgeschillen, die tot verarming van zulke kamphaanen, by welke 't is, Hard tegen hard, en tot verryking der Advokaaten, Prokureurs, enz. plegen uit te vallen.
Kakel gy, de hennen leggen de eyeren. Dit zegt men tot ymand, wiens gekakel en preutelen men niet acht. Die van de laatste de eyeren begeert, moet het kakelen lyden. Maar men moet zien, dat het ei niet in de netelen werde gelegt. Doch die geen eyeren heeft, mag het nest broeden. Hy heeft dan geen nood, dat het een stinkey zal zyn. Doch de pleitbezorgers weten door hun kakelen den boer zijnen eyerkorf af handig te maken.
't Is hard tegen hard. Dit zegt men, als twee hardhoofden tegen malkanderen aanbotzen, en geen van beide wil wijken, of zwichten: waar uit zy aan de pleitbank geraken. Men noemt dat ook hardebollen. Het Zinnebeeld hier van zyn twee stootende bokken, die met hunne harde koppen malkanderen onzacht bejegenen. Zulke handelen dan zeer bokachtig. | |
| |
Bokken en beesten zijn een volk. Dit zegt men boertig van zulke, die malkanderen in bokachtigheid en beestachtigheid gelijk zijn. 't Zy echter den baard niet te na gesproken: want met een man met een baard is een vrouw bewaart. Doch ook zulk een valt wel wat bokachtig; schoon hy geen hoornen wil dragen. 't Spreekwoord heeft ook dus zijn waarheid: Als de zon onder is, zyn'er veel beesten in de schaduw.
Hy zet zijn'aars tegen de krib. Dit zegt men van een styfkoppigen dwarspaal, die noch ter roer, noch ter hand wil, maar zich dwars tegen iets aankant. 't Is genomen van een paard, dat zyn achterste zet, daar 't hoofd moest staan. Van zulk een zegt men ook: Hy is dwars in den wagen.
Hy wil'er met zijn hoofd meê door. Dat is, met zijn onverzettelijke stijfhoofdigheid. Zulke noemt men dwingers, en dommekrachten, na dat bekende vystuig. Maar 't gebeurt al dikwyls, dat zy hunnen kop stooten, en met het hoofd tegen een muur loopen. In dien zin is een goede vrouw zonder hoofd. Doch die'er in is, moet'er door.
't Hoofd loopt hem om. Dat is, zyn herssens geraken aan 't draayen en maalen. Maar men moet zorge zoeken te dragen, dat ze niet door den vang geraken. Zo helpt men ymands kop wel op de loop.
Men moet hem zijnen tuil laten tuilen. Dat is, zyn hoofd en zin laten volgen, tot dat hy moede en t'einden is. De gelykenis is van een omdraayenden tol. Ziet de Fakkel, bladz. 386, in Tuimelen. Van zulk eenen zegt men ook. Hy zal zich zelven wel dood loopen.
Hy is vol haaken en oogen. Dit zegt men van een moeyelyken werregeest, en haarzak. Haaken enoogen hechten en haperen overal in malkanderen.
Ymand onder 't vilmes krygen. Wat dit zeggen wil, blijkt niet alleen aan de schaapen, die men in plaats van te scheeren, vilt: maar zy gevoelen het ook, die met een | |
| |
dikken baard onder 't stomp en schaardig scheermes van een barbiers of snotschrabbers jongen geraken, en om Gods wil geschoren worden. 't Is dan daar ook, Veel geschreeuws, en weinig wol. Zulk een scheer, of vilmes, hangt al op meer plaatzen uit, dat by Joris in der eeuwigheid. Ik wil niemand zenden by Advokaaten of Prokureurs van quaade zaaken; op dat ze my geen proces van injurie mogten aandoen. 'k Ben echter daar voor niet bekommert, om dat ik my verzekert houde, dat de goede myne verdedigers zullen zyn voor de Vierschaar van rechtveerdige Rechters.
Al te goed, is zyn nabuurs gek. Niemand kan te goed zyn in deugd. Maar goed word ook genomen voor langmoedig en verdraagzaam. Daar in kan een gebrekkelyke overmaat zyn, die van andere dikwyls misbruikt word, om zulke te verkorten, beledigen, en onderdrukken. Dit zegt een ander spreekwoord niet onaardig. Die zich zelven een schaap maakt, word van den wolf gegeten. Die zich onder den draf mengt, word van de verkens gegeten. Zodaanig eenen noemt men Jan Goedbloed. Ja men zegt wel: 't Is een gek, die niet quaad word. Ik laat dit voor de rekening van die dus spreken. Zulke menschen brengen weinig processen in de wereld.
Hy laad het al op zijnen drekwagen. Dit wil zeggen, hy raapt op al wat hy vind, en hem voorkomt; niets is hem te vuil. Dit is ontleent van de karren, waar op men de onreinigheden der straaten laad. Zo is ook een spreekwoord: Hy verzegt geen vracht, zo lang zyn schuyt niet vol is. Dit past men in 't byzonder ook toe op Pleitbezorgers, die alle zaaken zonder onderscheid, 't zy goede of quade, aannemen te bedienen, als'er maar voordeel voor hen by is.
't Meeste geschil en krakeel, is om te weinig, of te veel. Dit is een oud spreekwoord; maar de waarheid der zaak is noch ouder. Zonder mijn en dijn, zou de wereld hemel zyn. Hier toe behoort mede: Hy doet dit niet om haat, noch om nyd, maar om zyn eigen profyt. 't Spel is, zich voor dich.
Om een leur, of een zeur. Dat is om iets van geringe waardy. Een leur is een beuzeling. Ziet de Fakkel, bladz. 208. Hier van is uitleuren zulke koopmanschap langs de deuren uitventen. Zeur is verbastert van zier. Zo zegt men; Niet een zier. Het zelve is, Om een treuzeneus, dat is, een noot met een
| |
| |
gat. Ziet de Fakkel, bladz. 383. Niet ongelijk is, Om een appel, of een ei. Dus word'er wel getwist de lana capriná, om een wisje wasje.
Dien niemand wederspreekt, heeft veel gelijks. Zekerlijk zulke persoonen en zaaken vind men schier zo zelden als witte raaven. De klaarste zaak vind noch wel eenen Johannes Contra. Men heeft'er, die hunne eere stellen in tegen 't gemeene gevoelen aan te gaan, om, wijzer dan andere te schijnen. Zo was'er ouds tijds een Filosoof, die beweerde dat de sneeuw niet wit, maar zwart was. Wat is'er ook, waar op een Advokaat van quaade zaaken geen exçeptie, of uitvlucht weet te vinden? Byzonderlijk die aan den weg timmert, heeft veel berispers.
't Is buiten kijf. Dit zegt, men twist of kijft daar niet om, dat is buiten tegenspraak, elk stemt en staat dat toe. Dit spreekwoord riekt naar de vischmarkt; maar men kijft ook elders wel. In de oude taal was kijf twist, geschil.
Hy steekt de zon een kaars aan. Dat drukt uit, een zaak die in zich zelven middagklaar is, door duisterder bewijzen te willen betogen. Even zo zeiden de Latijnen, Soli lumen infers, en Lumen Soli mutuas. Op eene diergelijke wijze zegt men: Hy draagt water in de zee, gelijk der Latijnen spreekwoord was; Mari aquam addit. Hy brengt sparren in Noorwegen. Hy zoekt zand in de duinen.
De kaars die voor gaat, licht best. Dit komt overeen met, Leeringen wekken, maar voorbeelden trekken. Dan mag echter de Duivel de kaars niet houden: want de kandelaar zou niet deugen, en slechts een stalkaars en dwaallicht vertoonen. Doch zo schaadelijk zyn in 't tegendeel quaade voorbeelden. Als de Abt met de kaart speelt, dan troeven ook de Moniken.
't Gaapt als een oven. Dat wil zeggen, de zaak blijkt openbaar. Quaadsprekende doen wel een mond op als een oven, en men behoeft veel bry, om alle zulke te stoppen. Doch vergeefs word tegen een oven gegaapt. Hoe wyd ymand den gaaper open spalkt, de oven wint het. | |
| |
Dat sluit niet. Dat wil zeggen, het past niet, het voegt niet, 't is geen gevolg noch reden. Ik denk dat het genomen is van de rijmen en gedichten, die op malkanderen sluiten moeten. Al van ouds was het rijmen by onze landgenooten in groote achting. Dus is 't het zelve met, 't is ongerijmt. Maar men zegt ook, dat sluit niet, zei slotje.
Het luistert naauw. Dit zegt men van een zaak, waar op in 't behandelen zeer zorgvuldig moet acht gegeven worden, en die lichtelyk kan gekrenkt worden, of missen. 't Is overgebragt van scherp naar iets te luisteren, dat een ingespannen opmerking vereischt.
't Hangt noch kleeft. Dit zegt men van iets dat redenloos is, en geen verband noch zamenhang heeft. Hier mede komt overeen; 't Hangt aan malkanderen als geknoopt zand. Of, Hier had ik u, daar verloor ik u. 't Gaat anders met zulke, waar van men zegt, Zy hangen aan een als snot en quyl: want die taaye stoffe laat zich wel als over een huis trekken. Dus zegt men ook, 't Hangt aan, als slyk aan 't rad. Het tegendeel is, 't Houd als een verrot touw. 't Is gemeert aan een verrotte kabel.
't Vloeit als een fontein uit een bezemstok. Dit zegt men boertende, met een belachelijke gelijkenis, van iets dat zeer stram voorkomt. Zo als die gauwaard van zich zelven getuigde: Ik heb een groot verstand; maar 't wil'er niet uit. Zulk een Hengstebron schijnen zommige Rymers, uit het vloeyen hunner verssen, wel in 't hoofd te hebben: 't en ware men liever wilde vermoeden, dat die daar uit een kei voortstroomden. Is ymand geen Poeet geboren, hy blyve met zijn verssen t'huis. Konst beschaaft de natuur, maar verandert die niet. 't Zyn quaade putten, daar men 't water in dragen moet.
't Moet uit den geest komen, dat ik mijn koussen lap. 't Komt uit den geest, 't geen gedaan word door 't opkomen van een inwendigen lust en drift tot iets. Dit word, om te lachen, op het lappen van koussen toegepast. Wie zal dan konnen zeggen, dat dit niet geestig is?
't Valt moeyelyk, veel hoofden onder een kaproen te brengen. De reden is, Zo veel hoofden, zo veel zinnen. Doch lichtst geschied | |
| |
dat onder een narrenkovel, dewyl de gantsche broederschap der gekken wel in de kap wil. Zy zyn echter alle onder de kap van den hemel.
Hadden ze alle eenen zin, zy liepen alle eenen weg. 't Is goed, dat dit niet is, want dan zouden ze malkanderen verdringen, en onder den voet loopen. De verscheidenheid der zindelijkheden is noodwendig. De eene heeft zin in de moer, en de andere in de dochter, zo geraken zy beide aan den man. Dus kan elk zyn gading krijgen. Doch ymands zin is zyn hemelryk. Zo verscheiden is ook de smaak, en die laat zich niet betwisten. Ik voeg'er by, de keur der schoonheid: want elk meent dat zyn Lief de schoonste is.
Daar de liefde klein is, is 't begryp groot. Dat dit een oud spreekwoord is, blykt uit het woord begryp. Begrypen was in de oude taal berispen, en begryp berisping. Dus zegt men noch tot een vitzuchtigen: gy zyt zo begrypelyk. Liefde pleegt geen leed te zyn; of ten minsten, zy verschoont en bedekt dat. Hier van is 't spreekwoord: 't Is al goed, wat hy doet, dien men bemint, 't Is al quaad, dien men haat, wat hy begint. Groote berisping, en veel bedillen, is dan een teken van kleine liefde, en de vrugt van haat en nyd. Hier op past Matth. 7: 3, 4, 5.
Hy maakt van een veest een donderslag. Dit zegt men lachende, alhoewel vry onbeschaaft, van eene onmaatige vergrooting. Zo maakt men van een splinter een balk, en van een muis een olifant. Als zulk eenen een vloo byt, is Holland in last. 't Spreekwoord is ook: Om te vysten of wenschen, behoeft men niet uyt zyn bed op te staan.
Met verlof, of met oorlof. Dat plegen beschaafde sprekers voor af te laten gaan, wanneer zy voor tedere ooren iets zullen zeggen van de beste kamer, en de geheimen die daar toe behooren, of iets diergelijks, dat het geurigste denkbeeld niet verwekt. In spreekwoorden valt het gebruik zo ingetogen en zorgvuldig niet; maar kapt'er dikwijls al vry met een ruwe bijl in. Ik kan den gewoonen spreektrant niet hervormen; maar moet my in dit werkje van den gemeenen stroom mede laten voortdrijven, om te melden en verklaaren wat'er gezegt word, zonder dat te wettigen, of voor het mijne aan te nemen. En waarlijk, zaaken van dien aard moeten wel haaren gang gaan, 't zy met of zonder oorlof, al ware het van den Keizer. | |
| |
Men kan dat zonder spreken niet zeggen. Dat zegt men boertende, wanneer men iets niet uitdrukken wil. Zo maakt men een aflegger met Jan van Leiden. Dus zegt men ook: Hy spreekt beter, dan of hy stom was.
't Zal'er stinken. Zo geschied als drek geroert word. Getuige zy de Bruid, wanneer de wijngaard onder de aarde word gesneden. Dit word toegepast op een vuile zaak. Dus zegt men ook: Hy maakt daar veel stanks van.
Men zou zich bedoen. Dat zegt men boertende, om een belachelyke verwondering over iets uit te drukken. Wat dat is, ziet men in de kinderen, die wat in de broek doen. Hier aan is gelyk: Men zou zich bepissen. Maar men zegt ter waarschouwing: Dat gy u niet en bedoet.
Hoe men een drek meer roert, hoe hy meer stinkt. Aardig zegt dit, dat men vuile zaaken stil moet laten berusten. Men moet geen oude koeyen uit de graft halen, of drek met modder willen afwasschen. De Latynen zeggen dat, Lutum luto purgare.
Dat u niet brand, blaast niet. 't Wil zeggen, bemoeit u niet met het geene u niet en raakt. Een nuttige les voor moeyallen, en die zich in de twisten van andere mengen. Vergelykt Spreuken 26: 17. Men zegt echter ook, Beter styf geblazen, dan den mond verbrand.
't Is oly in 't vuur. Dit wil zeggen, het voed het quad, en hitst meer aan, gelyk het ingieten van oly, in plaats van lesschen, de vlam vermeerdert. Dit zeggen de Latynen, Oleum camino addere.
Daar liggen de mosselen. Dat is, daar ligt de brodde. Dit is ontleent van de mosselbanken. Zo zegt men ook, daar ligt het hem, daar schuilt het geheim. Hinc illae lachrymae.
Daar ligt de kneep. Dat wil zeggen, de klem der zaak. Dat gevoelen de dieven, wan- | |
| |
neer het op den kuyprok aankomt. Hy heeft den kneep weg, die 't geheim der zaak of handeling gevat heeft. 't Is ontleent van vast toeknypende dingen, welke niemand openen kan, dan die de handeling daar van weet. Men zegt ook: Daar ligt de knoop. dat is, de zwaarigheid die opgelost moet worden. Bekent is de knoop van Gordius. Dit komt op een uit.
Hy slaat den spyker op 't hoofd. Dat wil zeggen, hy treft de zaak wel, gelyk wanneer een spyker op 't hoofd wordt geslagen. Hier aan is gelijk: Hy vat de zaak in 't gewricht.
Weet gy een gat, hy weet een nagel. Dit zegt men van ymand, die straks zyne andwoord gereed heeft, en op alles terstond eene uitvlucht kan vinden, gelijk men een geboort gat stopt met eenen spyker. Zo word een gat vernagelt.
Hy houd altoos een achterdeur open. Dit zegt men van ymand, die zyne woorden zo voorzichtig beleid, dat men hem daar in niet kan vangen, maar hy altoos eene uitvlugt gereed heeft. Van zulk een zegt men ook: Hy is voor geen een gat te vangen; dat van de muizen ontleent is.
't Is quaad vossen met vossen te vangen. Dat wil zeggen, den eenen loosaard te bedriegen door den anderen, om dat zy malkanders streeken kennen. Hier mede komt over een, Die een boer bedriegen wil, moet een boer mede brengen. Doch hebt gy met vossen te doen, let op uw hoenderkot.
Hy is'er achter geraakt. Dit zegt men van ymand, die eenig geheim heeft ontdekt. 't Schijnt genomen van de tooneelspelen, waar in men door voorgeschoven gordijnen het gezigt belet. Zo zegt men ook van die zich verborgen houd, Hy schuilt achter de gordijn.
Hy moet een scherp gezigt hebben, die een maagd kennen zal. Dit spreekwoord laat ik op zyn beloop. 't Staat elk voor zyn voorhoofd niet geschreven, wat hy, of zy, bedreven heeft. Sint Ursel, zegt de Legende, had een leger van elfduizend Maagden: maar zommige vermoeden, dat men nu al werk zoude hebben, om zulk eene talrijke schaare te werven, zonder dat'er wel veele mortepaayen onder zouden konnen loopen. | |
| |
Men zal dat noch met lantaarnen zoeken. Dit zegt men van iets, dat nu wel weinig geacht is, maar noch in een groot waardy staat te geraken, en nauwkeurig nagespeurt te worden. Daar toe bezigt men lantaarnen in de duisternis. Vergelijkt Zeph. 1: 12. 't Was zo geheel ongerymt niet, wanneer Diogenes met zyne lantaarn des middags op de volle markt menschen zocht. Hy vond daar slechts, zo hy zeide, menschen in naam, maar beesten in daad.
Hy speelt schuilewink. Dat is, hy versteekt zich, gelijk de kinderen schuilewink, dat is schuilwinkel spelen, door zich in hoeken en winkels voor malkanderen te verbergen.
Ymand man en paard noemen. Dat is, van hem duidelijk en omstandig melding doen, als of men zulk een ruiter, op zodanig een paard beschreef. Gaan zy niet wat bedekter te werk, die zeggen, Niemand genoemt, niemand geblameert, maar die heeft het gedaan.
Als men gus zegt, meent men alle de hoenderen. De zin is, men behoeft ymand, die men bedoelt, niet altoos uitdrukkelyk te noemen. 't Gezegde toont dat dikwyls klaar genoeg, en 't gemeene sluit het byzondere in. Al noemt men elk der hoenderen niet, op hen allen past het woordeken gus, om ze weg te jagen.
Zyn moeders hoenderen vliegen zo verre niet. Dat wil zeggen, hy zal zo verre niet geraken, hy zal zich wel met minder moeten gelyden. Hoenderen plegen na by honk te blyven. Een haan is stout op zynen mesthoop.
Hy zeide niet eens, blaauw is uw oog. Voor blaauw, zegt men ook vlak. Dat wil zeggen, hy sprak nergens van. Wat toepassing en oorsprong dat heeft, weet ik niet te raaden. Ziet het op een blaauwen oogappel? Of op de Rotterdamsche fooi? Of op wat anders? De Muskoivters houden voor een uitnemende gunst, zyn Czaarsche Majesteits klaare oogen gezien te hebben, gelyk zy spreken. Zo zegt men ook, Hy liet blaauw blaauw zyn. Dat is echter noch beter, dan malkanderen blaauwe bloemtjes wys te maken. In veele spreekwoorden komt dit blaauw, b. v. Dat is blaauw. Een blaauwe reden. Alle blaauwe maandagen. De blaauwe zakken vullen. Daar komt niet een hondje met een blaauw steertje, enz. | |
| |
Dat steekt hem in de krop. Dat is, dat ligt hem hard in de maag, dat kan hy niet verduwen, daar over wrokt hy. Hier toe behoort ook, Zyn krop uitschudden; iets opkroppen; Zyn krop was vol, enz. Dat alles van de vogelen ontleent zal zyn.
Hy vind daar geen been in. Dat is, niet 't geen hem hard voor komt, of niet door wil, gelyk de botten en beenderen. Anders zegt men: Dat steekt hem in de keel. Dat kan hy niet opkrygen.
Ymand een kat aan 't been jagen. Dat is, hem een groote moeyelykheid toebrengen. Men weet hoe een gejaagde en beangstigde kat byt en krauwt.
Niemand kan langer rust en vrede hebben, dan zyn nabuur wil. Dit word best verklaart door de ondervinding van die werzuchtige gebuuren hebben, welke als Salamanders in 't twistvuur leven. Best woonden zulke, daar zy geen gelegentheid hebben, om met hunne nabuuren te konnen kyven.
Hy heeft den wolf by de ooren. Te weten, hy durft hem niet los laten, en weet niet, hoe hy hem vast houden zal: want wolven hebben korte ooren. Dit past men toe op ymand die in een gevaarlyke zaak is, en verlegen hoe hy zich daar in best zal dragen. Dit spreekwoord zyn wy aan de Latynen verschuldigt.
Niemand wil de kat de bel aandoen. Hier van heeft men deze fabel. Een kat maakt een groote slagting onder de muizen. Die piepende gemeente hield een breeden Raad, wegens middelen tot haare behoudenis, tegen zulk een gevaarlyken vyand. Hier was goede raad duur. Een eerwaardige en van ouderdom gryze muis sloeg voor, dat men de kat een bel zoude aanhangen, op dat zy door het klinken over al verraaden wierd, en de muizen zich daar voor zouden konnen hoeden. Dit wierd van die aanzienelijke Vergadering wel goedgekeurt: maar de zwaarigheid was, Wie zal aan die kat de bel aandoen? Niemand der meeldieven wilde dat hachelijk werk op zich ne- | |
| |
men; en dus bleef de kat zonder bel, en beloerde de muizen als te vooren. Dit word aardig toegepast.
't Is geen kat om zonder handschoenen aan te tasten. Dit zegt men van ymand, die zich wel weet te verweeren. Men weet wat een bange kat door haare klaauwen vermag. Die dat dier aantasten zal in zyn felheid, moet al wel gedekt en gewapent wezen.
't Staat op schroeven. Dit zegt men van 't geene geen zekere vastigheid heeft. 't Geen op schroeven staat, kan men lichtelyk op en neder vyzen, gelyk men wil.
't Hangt daar aan. Dit is ontleent van een spyker, of iets diergelyks, die het gantsche gewigt van den opgehangen last draagt: welke, zo die spyker bezwykt, ook vallen moet.
Hy vuurt het verken onder den buik. Vuuren is snyden, lubben. Dit word toegepast op zulke, die heimelyk de beste krippen weten te snyden, als b. v. in 't afmaken van boeten, buiten kennis van den Officier door mindere Gerechts bedienden, enz.
't Geschied onder den duim. Dat wil zeggen, heimelyk en steelswyze. Hoe dat te pas komt, is my duister. Ik verklaar het dus: Hy heeft'er den duim op, betekent hy heeft het onder zyn magt en bedwang. Ziet dat spreekwoord. Echter weten arglistige dikwyls wel een middel om heimelyk zulke te foppen, hoe vast zy hunne zaken meenen te hebben. De wolf eet wel een getelt schaap.
Iets acher baks houden. Dat is, het te rug houden, niet te voorschijn brengen. In de oude taal was bak de rugge, dat vermaagschapt was aan bachten, achter. De Engelschen hebben dat bak voor rugge noch. Hier van is bakboord rugboord, waar na de stuurman aan 't roer den rugge keert.
Hy draait een strop voor zyn eigen hals. Dit zegt men van ymand, die zyn eigen verderf brouwt. Zekerlyk dat gaat verder, dan een roede voor zyn eigen aars te maken. 't Wierd dus bewaarheid in Haman, Esth. 7: 9, 10. 't Gebeurde ook naar de | |
| |
letter in 't jaar 1572, buiten Middelburg, aan Spanjaarden, die men opknoopte aan die basten, welke zy by zich hadden, om'er wie zy van de onze vingen, mede op te hangen. Zo verhaald Hoofd in 't VII Boek zyner Nederlandsche Historien, bladz. 260.
't Is'er om gewed. Dat drukt uit, 't is'er aan gewaagt, 't is in de weegschaal gelegt. Zo geschied dat geene, waar om men wed. Maar wedders zyn kyvers.
't Stond zus, of zo. Dat is, 't was wik, of wak. 't Stond in twyfel, of het op deze, of op die wyze, zoude uitvallen. 't Stond in de waagschaal.
't Proces hangt aan den spijker. Dat zegt men van een pleitgeschil, dat blijft steken, 't zy om dat de wederzaakers dat niet achtervolgen; of om dat de Rechters dat niet uitwijzen. Dan hangt men de stukken in eenen zak op aan een nagel. Maar men mag'er de ledige beurzen wel by hangen.
Beter een mager accoort, dan een vette sententie. De waarheid van dit spreekwoord, schoon met bastaardtaal doorsprekt, steunt op veelvoudge ondervinding. Die pleiten wil om een koe, brengt'er noch een toe. Zekerlijk die zyn recht met den pleitzak halen wil, moet dikwyls wel dubbele vracht betalen. Dus leerde die boer, hoe de Advokaten en Procureurs in den Haag aan den kost quamen. Doch ook elders geschied dat op diergelyke wyze. Hier op past mede: De uil is niet wijs genoeg, om den hond zyn biegt te hooren.
Ongewezen vonnissen zyn te vreezen. De reden is, om dat ze tegen de verwachting van een pleiter dikwyls uitvallen; die'er dan niets van heeft, dan een mond vol klachten en scheldingen, en eene uitgeledigde beurs.
Hy heeft zwart op wit. Dat wil zeggen, hy heeft eigenhandig en schriftelyk bewys, met zwarten inkt op wit papier. Dat zullen de kalveren niet uitlekken. Vox prolata perit, litera scripta manet.
Hy heeft de oudste brieven. Zo zegt men van ymand, die het eerste en oudste recht op iets heeft, | |
| |
waar van de brieven bewyzen zyn; mits dat die met geen boter zyn verzegelt.
Ja slechts om vreê te hebben. Dit word gezegt als men iets toestemt, om buiten geschil te blyven: Want ja en neen is een lange stryd. Maar daar is noch een ander gilde van Jabroêrs, en Amenzeggers, die wel gemakkelijk in Raadhuizen op een kussen gezeten zyn; maar beter op een hekel zouden passen.
Zy scheuren om den grootsten lap. Dit word gezegt van zulke, die tegen malkanderen om 't langste einde trekken. Doch dat kan hebzieke baatzuchtigen wel zeer buiten hunne gissing uitvallen, wanneer zy het touwtje te sterk trekkende, het einde in de hand houden, of dat hen dit als een gladde paling ontglipt. Die te wyd gaapt, en 't al, of te veel wil hebben, krijgt dikwijls niet met al. Vaster gaat hy, van wien men zegt: Hy heeft de koe by de hoornen. Hy heeft het hecht in de hand.
Aris geeft den hond 't spek. Neen, moêr, ik mag 't zelf wel. Dit spreekwoort drukt boertig uit, dat de liefde van zich zelf begint. Zulk een stukje zou de hond zyn moêr niet geven.
Hy weet hem niet te wille. Dat wil zeggen, hy kent zich niets aan hem verschuldigt, hy wil hem niets te wille, om hem te believen, of om zynen t'wille doen. Dus zegt men, Ymand ergens in te wille zyn, of iets te wille, en om zynen t'wille doen. Weten voor erkennen is ook in, Ymand iets dank weten. Doch dat zal behooren tot wyten, 't geen in een goeden en quaaden zin genomen word.
|
|