De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal. Deel I(1726)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *27] [p. *27] Op de Oorsprong en Uitlegging Der Nederduitsche Spreekwoorden, Tot verstand en opheldering onzer Moedertaal, Door den geleerden Heer Carolus Tuinman. WEl te denken, net te spreeken Naar de beste trant en maat, Is van schranderheid een teeken, En den spreeker groot çieraad. Is 't een lompert zonder oordeel, Vol van babbeltaal, wie kan Naar de konst met eenig voordeel Onderrigten zulk een man? Moeders teere wigtjes leeren Naar zy zelvs zyn opgevoed Van hun moeders, en verweeren Hunne queekzels, quaad of goed. Elk aan moeders taal verbonden, [pagina *28] [p. *28] Spreekt zoo als 't gebruik hem voert, Zonder kennis van de gronden, Waar op hy zyn tonge roert. Meesters in de kinderscholen Weinig doen tot beternis, Want veel meesters is verholen Wat der taalen çieraad is. Opgesmukt is zeer verfoeylyk; Snorken is raaskallery; Snat'ren voor den hoorder moeylyk; Tegen straattaal zegt men, Fy! Die eenvoudig, kort, met klaarheid, Drukt zyn goede meening uit Aan een ander, slaat in waarheid Een ordentelyk geluid. 't Nederduits hoeft niet te wyken In çieraad en goed beleid, Nog voor 't Uitheems vlag te stryken Van lieftaalige aardigheid. TUINMAN heeft zeer net doorkeken 't Vormen zyner Moedertaal; Hoe men die behoort te spreken, Drong tot in haar binnenzaal. Om ons daar in voor te treden Op een welgeschikte baan, [pagina *29] [p. *29] Hoe men sprak voor heen, en heden, Stak hy zijnen Fakkel aan. Hy wees aan der woorden oorsprong, Na men 't beste gissen mag, Dog dat was doe maar een voorsprong Van 't geen nu komt voor den dag. Spreuken zyn in alle taalen Tot der zelver groot çieraad: Die hun oorsprong op kan halen Is roemwaardig in der daad. TUINMAN toont den Nederlander Wat hem daar van 't beste schijnt. Gaarne geeft hy aan een ander Beter, waar door 't zyn verdwijnt. TUINMAN wonder wel belezen, Kundig van den ouden trant, Snuffelaar van 't geen voor dezen Toeging in ons Nederland. TUINMAN overschryd geen' paalen Van een heusche zedigheid, Als hy 't boertig op gaat haalen, Waar toe 't Spreekwoord henen leid. TUINMAN laat het vuilebekken, Dat in menig Spreekwoord is, Over voor die ontugt wekken, [pagina *30] [p. *30] Door den Vorst der duisternis. TUINMAN is ook zeer voorzichtig, Tegen kreuk van Bibels taal, 's Heeren Woord is al te wichtig, Dat men daar uit spreukjes haal'. Vyze Cato, frons geen voorhoofd, Als gy TUINMANS boek doorleest: Niets is daar in ongeoorlooft. TUINMAN is een raare geest. Sneêge TUINMAN, zoo ervaren, Hebbe lov, om 't geen hy denkt Voor de wereld niet te sparen: Die Hem dank' voor 't geen hy schenkt. Collegae Collega, JACOBUS LEYDEKKER. Vorige Volgende