Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijToon: O Kersnacht, p. 46.
I.
DAar is geen leven meer voor handen:
De kou beklemt mijn ingewanden:
Maar Christe! Gy verlaat my niet.
Gy blijft my by, ô eeuwig Leven!
Mijn Ziel, wat moogt gy dan noch beven,
Nu gy uw rust-plaats voor u ziet?
II.
O ziet uw Leids-man u verbeiden,
Gods Engel, die u naar zal leiden.
Verlaat dit Huis zo vol van leed,
Dat gy nu na zijn val ziet hellen:
Gods trouwe hand zal 't eens herstellen,
Met Hemel-luister overkleed.
| |
[pagina 350]
| |
III.
Ik weet, ô ja, gy hebt veel zonden:
Maar Christus heeft voor u veel wonden.
Zijn bloed wist al uw dood-schuld uit:
Dat kan Gods toorne-vuur verdooven
Voor al die recht in Hem geloven,
En schenkt het leven tot een buit.
IV.
De Dood is schrikk'lijk, 'k zal 't belijden:
Maar 't Leven staat reeds aan mijn zijde,
Waar toe my Christi goedheid nood;
Die over Duivel, Hel en zonden,
Nu zegepraalt. Reiz dan, ontbonden,
O Ziel, na 't Leven door de Dood.
|
|