Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij
[pagina 347]
| |
Stemme: O Kersnacht, p. 46. Of; Mameer.
I.
O Ziel, verlaat uw leeme wooning,
Verhuiz: uw vreez vind geen verschooning,
Wanneer gy Christus sterven ziet.
Het Leven wild' aan 't hout zelf sterven,
Om door zijn dood u te verwerven
Dat gy het Leven steeds geniet.
II.
De dood is van een Boom gekomen:
| |
[pagina 348]
| |
Maar van een Boom heeft ook genomen
Ons levens oorzaak zijn begin.
Zo heeft den Tweeden Adam 't leven,
Dat d'eerste spilde, weêrgegeven:
En wend 't verlies zelf tot gewin.
III.
O Christe, God, wat zoud uw sterven
Voor uwe schaapen niet verwerven,
Door zulk een onwaardeerb're prijs?
'k Daal met U in het Graf ter neder;
Op dat ik uit de dood ook weder
Met U in heerlijkheid verrijz'.
IV.
Mijn ziel, verhuiz', verhuiz na boven:
Ik zie den Hemel opgeschoven,
En Christus met zijn Rechter-hand
U tot Hem wenken, daar de Reijen
Der Eng'le Chooren u verbeijen,
In 't zalig Hemelsch Vader-land.
V.
Ga willig, ga verblijd en spoedig,
Volg, Hemeling, Hem edelmoedig
Van wien gy vry wat beters wacht.
Wat schrik zoud u, ô Ziel, ontstellen?
Wanneer gy God u ziet verzellen,
Waar is 't gevaar dan dat gy acht?
VI.
Daar bleet een Schaapje voor uw ooren:
O zoetste Jesu, wilt doch hooren;
Gy kent die stem: ei! zie doch om.
Een Schaapje bleet, geneigt tot slaapen.
O goede Herder, red uw Schaapen,
En zorg zo voor uw eigendom.
| |
[pagina 349]
| |
VII.
Ontsluit uw schoot: ach! doe my open
Uw goedheids Schaap-stal: 'k zal daar loopen.
Daar ben ik voor geen Hel-wolf schuw.
Ik sterv' in Jezu lof-gezangen.
'k Zal dan de dood-steek nooit ontfangen,
Maar 'k sterv', en sta weêr op met U.
|
|