Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijStemme: Uit mijnes herten gronde, pag. 185.
I.
O Zalig eeuwig Leven,
Mijn hoop, mijn troost, mijn wit,
Hoe word mijn Ziel gedreven
Na uw volmaakt bezit!
O Levens-bron! Wanneer
Zal my uw Licht bestraalen,
In 's Hemels Glori-zaalen?
Wanneer, wanneer, ô Heer!
II.
'k Verlang eens zonder duister
Uw lieflijk Aangezicht
't Aanschouwen, by de luister
Van 't heerlijk Hemel-licht:
En dat mijn liefd 't genot,
En d'uiterste verlusting,
Met volle Ziels berusting,
Eens vind ik U, haar God.
| |
[pagina 337]
| |
III.
O dat uw Hemel-vreugde,
Dien 't zalig Heir geniet,
My ook zo meê verheugde!
O mogt ik 't nieuwe Lied,
Met d'Hemelingen Schaar,
Eens voor uw Throon uitgalmen,
Die altoos zege-psalmen
Slaan op hun Cijter-snaar!
IV.
Wanneer word ik eens heerlijk,
En heilig, zo als Gy!
Wat is die staat begeerlijk!
Dan praald' uw Beeld in my.
Wanneer ontwaak ik eens?
Wanneer zult Gy mijn oogen
Eens van mijn traanen droogen,
Na zo veel droef geweens?
V.
O Leven van mijn leven,
Drie-eenig Levens-bron!
Wil my uw leven geven:
't Geen nu alreeds begon.
Laat Ziel en Lichaam beid
U leven en genieten,
Daar 's Levens stroomen vlieten,
In Zalig' Eeuwigheid.
VI.
O Zalig eeuwig Leven,
Mijn hoop, mijn troost, mijn wit:
Hoe word mijn Ziel gedreven
Na uw volmaakt bezit!
| |
[pagina 338]
| |
O Levens-bron wanneer
Zal my uw Licht bestraalen,
In 's Hemels Glori-zaalen?
Wanneer, wanneer, ô Heer!
|
|