Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij
[pagina 275]
| |
Stemme: Psalm 100
I.
IK zie nu 't Avondmaal gereed:
Ach, had ik 't waare Bruilofs-kleed!
Ach waar mijn ziel in zulken stand
Als eischt dit heil-rijk liefde-pand!
II.
Mogt ik nu met gestikt gewaad,
En innig heiligheids cieraad,
Meê tot den Koning zijn geleid,
En nad'ren tot zijn Majesteit!
III.
Kom zelf, ô Gast-Heer! op dit Feest:
Deel uit de vruchten van uw Geest.
Wat zoud my baaten Wijn en Brood,
Zo niet de ziel u zelf genoot?
IV.
Gun my een recht boetvaardig hert,
Verkneust door heil'ge zonden-smert,
Dat alles buiten u verzaakt,
En maar naar uw gemeenschap haakt.
V.
O werk en sterk 't geloov ook, Heer!
En schenk my al wat ik ontbeer',
En nochtans hebben moet, dat ik'
My als uw dis-genoot recht schikk'.
| |
[pagina 276]
| |
VI.
Geef dat ik recht uw kruis-dood, en
De kracht van uw gemeenschap, kenn',
Op dat ze zo 't behoort van my
Gedagt en ook verkondigt zy.
VII.
Doet my nu smaaken aan uw Dis
Hoe lieflijk uw genieting is:
Op dat mijn ziel van blijdschap juich',
En hert en mond uw lof betuig'.
VIII.
Dan zal ik weder zijn bereid,
Met lust, tot uw gehoorzaamheid,
Dat ziel en lichaam, dus gesterkt,
In uwen dienst steeds dankbaar werkt.
|
|