Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij
[pagina 229]
| |
Stemme: J'ay veu Thyrsis pres ma, &c.
I.
AL heeft een mensch
Hier 't top-punt van zijn wensch;
Zo hy zijn hemel, deel en goed heeft in dit leven,
't Verzwaart zijn doem, en zal, en zal maar droever wroeging geven.
II.
Als 's werelds zoet
Verkeert in gal en roet.
Die zegens zijn vervloekt; dus zijn ze niet tot voordeel:
Maar zelf dat God iets geeft, iets geeft, is een rampzalig oordeel.
III.
Wie ooit een schat
Hier in Gods toorn bezat,
Die zal hem niet van Gods verbolgentheid bevrijen;
Maar slegts tot reis-gelt, reis-gelt na de hel aan hem gedijen.
IV.
Schreit, rijke schreit
Om uw rampzaligheid:
Uw hope zal vergaan, uw rijkdom zal verrotten:
Uw praal-gewaad is maar, is maar het knaagzel van de motten.
V.
Uw lekk're wijn
Zal als 't vloek-water zijn:
Uw spijz' als 't quakkel-spier aan Isr'el, die hun lusten
En leven te gelijk, gelijk, tot droevig ziel-schaê blusten.
| |
[pagina 230]
| |
VI.
Uw dis, ik schrikk'!
Verstrekt u tot een strik.
En is, ô gulzigaard, de Buik-dienst uw betrachting,
Gy mest uw hert als in, als in een dag der bloed'ge slachting.
VII.
Maakt gy nu hier
Zo dertel goede cier;
Als uw gepijnde tong van d'helle-vlam zal gloejen,
Geen vinger zal die met, die met een water-drop besproejen.
VIII.
Zijt gy nu hoog
Geacht in 's werelds oog;
't Geen menschen dikmaals, als wat groots ontzien en vreezen
Zal onderwijl aan God, aan God maar tot een gouwel wezen.
IX.
Al had g' uw nest
Tot by 't gesternt gevest;
Die met een trotze waan zijn hemel-hoog verheven,
Die worden van die steilt', die steilt', ter hellen neêrgedreven.
X.
Gaav-rijke God!
Ach! heiligt doch mijn lot.
Laat dan een wereldling zijn overvloed verheffen;
Mijn weinig in uw gunst, uw gunst, zal 't zijn' ver overtreffen.
XI.
Wat is 't my wel,
Heb ik slechts hier mijn hel!
Sny, kerv hier zo gy wilt, om eeuwig my te sparen:
| |
[pagina 231]
| |
En laat my na dit quaad, dit quaad, het goed eens meê ervaren.
XII.
Hoe zwaar ik ly;
Is maar uw gunst daar by,
Dat zal een hemel in mijn wereld-helle wezen:
Uw hemel is voor my, voor my, en 'k zal geen afgrond vreezen.
|
|