Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij
[pagina 217]
| |
Stemme: Psalm 9.
I.
OP! op! mijn ziel! hoe dus verwert?
Drijv eens de wereld uit uw hert.
Wilt gy het eeuwig recht verbeiden,
Gy moet van al het tijd'lijk scheiden.
II.
Wanneer zult g' eens ontkluistert zijn
Van 't geen niets is dan valsche schijn?
Wanneer zal deugd en plicht verwinnen
Uw dwaaze lust en yd'le zinnen?
III.
Elk mensch heeft iets dat hy bemint,
En 't geen zijn waan begeerlijk vind:
Deez' stapelt geld: die jaagt na staaten,
En denkt niet dat hy 't al moet laaten.
I V.
Deez' zoekt een naam door 't oorlogs-zwaard:
Die word door letterkund' vermaard:
Deez' wil alleen den Buik maar aazen:
Die laat iets anders hem verdwaazen.
V.
Inmiddels word geen ziel geacht:
Geen waare hemel-zorg betracht:
Het beste deel word niet verkoren;
Maar 't eene noodig gaat verloren.
VI.
O ydel poogen en gewoel.
| |
[pagina 218]
| |
Hoe schiet gy na 't verkeerde doel!
Wat zijn, wat zijn doch zulke dingen?
Slechts ydelheid en beuzelingen.
VII.
Waar toe dit zweeten en gezwoeg?
Is 't noch, is 't noch niet lang genoeg?
Wanneer zult gy dit wroeten staaken,
En eens uw werk van 't eeuwig maaken.
VIII.
Word dit van and' re niet verricht;
Mijn ziel! behertig gy uw plicht:
En werkt doch, eer 't noch is te spade,
By 't zalig dag-licht der genade.
IX.
Dan krijgt gy wiss'lijk 't hoogste goed,
Tot vol vernoegen van 't gemoed:
Dan krijgt gy wis de waare schatten:
T'wijl and're na de schaduw vatten.
X.
Op! op! mijn ziel! hoe dus verwert?
Drijv eens de wereld uit uw hert.
Wilt gy het eeuwig recht verbeiden,
Gy moet van al het tijd'lijk' scheiden.
|
|