Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij
[pagina 140]
| |
Stemme: Gy Heiligheedjes
I.
HEer Jesu Christe, die uw herte-bloed moest plengen
Tot koop-en los-prijs, na 't verdrag des vredes, om
't Gegeven eigendom
Uit 's Satans boeyen tot uw huisgezin te brengen.
II.
Kom zelf de kluisters van mijn dwingelanden slaaken;
Ontweldig die hun roof: ontwert' en ruk doch my
Uit aller slaverny,
En wilt my krachtig door uw Geest uw dienstknecht maaken.
III.
'k Weet dat ik van my zelf niets goeds kan doen of denken:
Werk beide 't willen en volbrengen in my Heer!
Bequaam my tot uw eer:
'k Vermag 't dan al door U, als gy my kracht wilt schenken.
IV.
O dat ik doch my gantsch aan u mag overgeven:
Dat ik U voor mijn Heer, uw wil mijn Wet, erken;
Als die U eigen ben,
Niet mijns; verplicht alleen tot uwen dienst te leven.
V.
U offer ik mijn dienst, ,mijn liefd, mijn eer en achting.
Weg and're Heeren: 'k ben uw dienstb're slaaf niet meer.
'k Wil Jesus maar tot Heer:
| |
[pagina 141]
| |
Zijn dienst is al mijn wensch, mijn poogen en betrachting.
VI.
Hem komt het toe als Heer en Eig'naar te gebieden:
't Volbrengen past aan my fluks op zijn wenk en woord.
Spreek Heer, uw dienstknecht hoort.
Wat wilt Gy dat ik doe? 'k wil dat uw wil geschiede.
VII.
Hoe lieflijk is uw jok! hoe billijk uw beveelen!
Hoe heerlijk is uw dienst! hoe zalig is uw loon!
Ik koos daar voor geen kroon.
Hoe dwaas is die zijn liefd en dienst dan wil verdeelen?
VIII.
Wat Heer is doch zo goed, zo groot en zo vermogend?
Hy noemt zijn knecht zijn vriend; ja broeder, en hy geeft
Hen meê al wat Hy heeft.
Wat Heer is zo vol liefd, zo mild, en zo medogend?
IX.
Is onze beste dienst gebrekk'lijk; Hy verschoont het.
Hy neemt volvaarde wil voor 't werk. Al doet men maar
Het geen men schuldig waar':
Hy, niet uit schuld, maar gunst, bekroont het en beloont het.
X.
Hy drukt zijn zegel-merk op die Hem toebehooren.
Hy kent zijn eigendom, met nauwe zorg, by naam:
En hoed dat altezaam.
Van die de zijne zijn en gaat'er geen verlooren.
XI.
Hem dienen ô dat is zelf heerschen, en zijn knechten
| |
[pagina 142]
| |
Zijn Koningen: Hy maakt, als Zoon, hen waarlijk vry.
't Is al dan onz' en Hy
Ontneemt hen die ons eerst beheerden macht en rechten.
XII.
Hy zal wie noest en trouw hier in zijn dienst volherden
Doen ook zijn daar Hy is, in 's Vaders huis, alwaar
Zijn goede knechten schaar
Eens in huns Heeren vreugd en vreê geleid zal werden.
XIII.
Dan zal het onderscheid eens middag-helder blijken
Van die den Heere dient of niet, wanneer Hy 't al
Naar recht vergelden zal
En over yders werk onzijdig vonnis strijken.
|
|