Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– Auteursrechtvrij
[pagina 33]
| |
Stemme; Reveille Vous &c.
De ZIEL.
I.
WAt drijft uw reiz' na deze hoeken,
Zeg, Wijzen, over land en zee?
Wie kom je hier dus vlijtig zoeken?
Wie breng je deez' geschenken meê?
II.
De WYZEN.
Een Ster met ongewoone straalen
Brengt ons, als leids-man, op dit pad,
Tot Judâs Koning, na 't verhaalen
Geboren in Vorst Davids stad.
III.
De ZIEL.
Waar toe dit goud en mijnre-koffer,
Daar meê je zo geladen zijt?
Waar toe die wierook, die ten offer
En Godsdienst pleging is gewijd?
| |
[pagina 34]
| |
IV.
De WYZEN.
Wy brengen Hem dit Goud als Koning:
De Wijrook, tot aanbiddings blijk,
Als God: de mijrrhe tot vertooning
Der Balsem-zalving van zijn Lijk.
V.
De ZIEL.
Mogt ik den Koning meê t'ontmoeten.
Ja, 'k heb nog wat: dat is mijn hert.
VI.
De WYZEN.
Zou dat den Koning zijn geschonken,
Zo ledig? in zo slechten staat?
De ZIEL.
't Zal met zijn eigen gaven pronken:
Hy neemt de wil aan voor de daad.
VII.
Hy zal my Ophijrs goud verkopen:
En wijden met zijn offer-geur:
De mijrrhe, van zijn mond gedropen,
Zal maken dat ik gunst bespeur'.
VIII.
'k Zal 's Konings minn' dan meer waardeeren
Als goud: en 'k cier mijn boezem met
Die mijrre-bundel: 'k zal Hem eeren
Met 't wierook-offer van 't gebed.
| |
[pagina 35]
| |
IX.
De WYZEN.
Kom, ziel, ga dan vry met ons mede
In Jesu stal, te Bethlehem:
Gy zult geen moeit' vergeefs besteden,
Maar zonder twijffel vind gy Hem.
|
|