Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijStemme: Rozemond die lag gedoken. Of, Philis quam Philander tegen. Of; Psalm 146
I.
'T Doet Maria zalig spreken
Dat zy 's Heilands Moeder is.
Na die Kroon kan niemand steken;
Egter in gelijkenis
Is 't , dat elk herboren hert
Geest'lijk Jesu Moeder werd.
II.
Jesus word van die geboren
Daar Hy krijgt gestaltenis:
Daar Hy woonplaats heeft gekoren
Door 't geloof in 't hert. Dus is
| |
[pagina 31]
| |
Hy die baart, en dien men baart:
En dit gaat altoos gepaart.
III.
Werkt in ons zijn Geest ook kragtig;
Dan ontfangt men Hem door 't Woord.
Vleesch en bloed is gantsch onmagtig
Tot die wond're Geest-geboort.
Zoo men die in ymand merkt,
't Moet van boven zijn gewerkt.
IV.
Maar die zo zal Jesum baren
Is een kuische zuiv're ziel.
't Ligt kan niet met duister paren:
Maagt moet zijn die Hem geviel
Tot zijn Moeder: Hy veragt
't Overspelige geslagt.
V.
Wenscht gy dat je Jesu Broeder
Of zijn Zuster niet slegts waart;
Zoekt gy meê te zijn zijn Moeder,
Dat Hy van u werd' gebaart:
Ziet Maria gaat u voor,
Volgze geest'lijk op haar spoor.
VI.
't Is ook nodig dat men ginge
Na Vorst Davids afkomst-stad,
Waar van Hy zo groote dingen
In den Geest gezongen had:
'K meen de Kerk; dat 's Bethlehem:
Nergens anders baart men Hem.
VII.
Daar moet gy zijn aangeschreven,
Als die tot die Stad behoort.
Dat geschied aldaar ten leven,
Volgens 't regt der weêr-geboort':
God schrijft op zijn Borger-schaar:
| |
[pagina 32]
| |
Schrijft ook zelv uw namen daar.
VIII.
Isáis nakomelingen
Raakt dit voorregt niet alleen;
Daar te zijn inboorelingen
Is ook Heid'nen nu gemeen:
Wijl men door 't geboren kind
't Volk-verschil niet meer en vind.
IX.
Baart van Jesum door 't geloove
Als uw eerst-geboor'ne, meê.
Hy moet d'Eerste zijn, die boven
Alles heerscht, en d'eerste steê
Komt Hem toe, met d'opperst' eer:
Want gy baart dus uwen Heer.
X.
Wind dan Jesum ook in doeken;
Maak een krib, leg Hem daar in.
Vraag je waar je die moet zoeken?
't Is geloove, hoop' en minn',
Daar Hy in gewonden werd:
En die krib moet zijn uw hert.
XI.
Ja omhels en kus dien Zoone:
Draag Hem altoos in uw schoot:
Laat hem in uw ziel steeds woonen.
Wast Hy daar, gy zult weêr groot
In Hem zijn; dus groeit gy dan
Tot een gantsch volkomen man.
XII.
Dan zult gy regt zalig wezen,
Word dit zo van u betragt.
Word Maria dus geprezen,
Wijl zy Hem ter wereld bragt;
't Gaat nog hoger dat men las
Dat z' ook geest'lijk Moeder was.
|
|