Mengelstoffen van vele christelijke gezangen
(1709)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijToon: Als een uitgestorten Balzem.
I.
DIerb're Jesu, Hemel-Koning,
Gunt de
| |
[pagina 29]
| |
Wereld u geen stee,
Als een Stal by 't domme Vee;
Neemt mijn hert doch tot uw wooning,
Dat uw Vader, Geest en Gy,
Steeds by my gehuisvest zy.
II.
Zoud gy leeme hutten wraken,
Arme waard, of schraal onthaal?
Neen: Gy liet uw Hemel-zaal,
Om een Krib uw Throon te maken.
Hoe gering de Wooning is,
't Hof is daar de Koning is.
III.
Vorm mijn Ziel zelf na uw wetten:
Drijv'er ook my zelven uit,
Met wat tegen Jesus muit:
Zuiver my van zonden-smetten:
Cier my met uw deugden-tal.
U, ô Heiland! geev' ik 't al.
VI.
Geev ik u een leêge stede,
Zonder huisraad na uw zin;
Breng daar Krib en Windels in:
Plant ook zelf uw Kruis daar mede:
Vest daar by uw Glori-throon:
'k Ben dan, Heer, inwendig schoon.
| |
[pagina 30]
| |
V.
'k Woon dan weêr in Jesu herte
Als zo Jesus woont in 't mijn,
O wat kan'er zoeter zijn!
O dit balsemt Zielen-smerte!
Snipper vry mijn hert geheel,
JESUS vind g'in yder deel.
|
|