Op De Verheffinge Gods In de keelen der Christelijke Zang-Schaar, In Ziel-opwekkende Liederen voorgesongen Door den Eerweerden, Godvrugtigen Hoog geleerden Heer Carolus Tuinman, Getrouw Dienaar J. Christi tot Middelburg.
ERberm u Onser, groote God erberm!
Uw’Oorloogs roed omgeesseld onse Landen,
Der wrevel vol, ontsiend’ nog Wet nog Banden,
Haar ondergang genaakt, ô God ontferm!
Uw’ strenge tugting dreunt tot naar geween;
Waar dat de Kerk of woond, of schuyld ’t is bang-tijd.
Nog dunkt mijn Lieven Ampt-genoot, ’t is Zang-tijd,
Schaft daar toe schater-stof door wolken heen.
Wie segt dat Treur-tijd ook geen Zang-tijd is?
Want sal de tegenspoed het hert beklemmen,
[Folio 5r]
[fol. 5r]
Het soekt sijn ruymt’ tot God door keel en stemmen,