Beginzel van hemelwerk
(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen
[pagina 214]
| |
2.
Den hemel is Gods heilig hof.
Men galmt daar eeuwig zynen lof.
Onheilig mensch! dat zoud' gy haaten,
't Moet zondig zyn, wat u verblyd,
Die een van 's Duivels onderzaaten,
En van Gods lof een vyand zyt.
3.
Den hemel is Gods glorithroon,
Dien hy zyn kind'ren geeft ter woon.
Gy hebt dien Rechter steeds beledigt:
Waarom gy voor hem schrikt, en vlied.
Dus zyt gy niet met God bevredigt,
Gy bleef dan in den hemel niet.
4.
Uw vaders huis dat is een hel,
En die belooning past zeer wel
Aan die des duivels werken volgen.
Daar huisvest vreugd' noch heiligheid.
Gods wraak, op 's duivels kroost verbolgen,
Heeft hem, en hen daar 't vuur bereid.
5.
O! wilt gy in den hemel gaan:
Bewandel dan een and're baan.
Begin alreede 't hemelleven;
Of al uw' wenschen is maar wind.
God zal den hemel nimmer geven
Aan die hier is een hellekind.
|
|