Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Spotters. Toon: Aimez chercher à plaire. 1. Odwaaze spottersbenden! Die geen God erkenden, Van wien gy straffen wacht, En 't dreigingwoord belacht: Wat mag uw' schimptaal wezen: Laat komen zynen dag; 't Blyft alles als voor dezen, En 't is, gelyk het plag? 2. De zondvloet met zyn stroomen, Die 't alles om deê komen, Verslond uw' wedergaê, [pagina 197] [p. 197] En gy vraagt nergens na. Gods wraak zal u ook vinden, Die nog langmoedig beid, En vuur het al verslinden: Waar toe dat is bereid. 3. Waar vlied gy dan, ô zotten! Is 't dan wel tyd van spotten, Als Jezus komen zal Tot Rechter van het Al? Nu durft gy hem wel tergen: 't Zal dan zyn met getraan. ô Valt op ons, gy bergen! Wie kan voor hem bestaan? 4. Heft gy om hoog uw' oogen; Hoe zoud gy dragen mogen Des Rechters aangezicht, Gezeten ten gericht'? Hoe vreeslyk zyn de vlammen, Daar 't al van gloeit, en kraakt, Een blyk van zyn vergrammen, Waar door het helvuur blaakt. 5. Hier zyn wel Engelschaaren; Maar die zyn dienaars waren, Ter straffe tegen u. De duivels zyn hier nu, Tot waare medgezellen. In 's afgronds zwavelgloed, Om eeuwig u te quellen, Terwyl 't geweten woed. 6. Waar heenen dan? waar heenen, [pagina 198] [p. 198] Als alles is verdwenen, Wat hier nu wereld hiet? Het nieuwe krygt gy niet. De Hemel is gesloten. De Hel is opgedaan. Nu God u heeft verslooten, Moet gy ten kerker gaan. 7. O spotters! laat u tuchten, En leert Gods gramschap duchten, Eer gy daar door vergaat. Dan is berouw te laat. O! laat uw' spotten varen, Die zo gewaarschouwt bent. Och! dat wy wyze waren, En merkten op ons end! Vorige Volgende