Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Brand. Toon: Psalm 116. 1. Een kleine vonk ontsteekt een grooten brand, En menigmaal eer dan men 't zou geloven. 't Is wysheid dan, de sprankels straks te doven: Want anders krygt de vlam wel d'overhand. 2. Een droppel was in 't eerste wel genoeg, Tot leffing van het geen begon te smooken: Maar is de vlam ten daken uitgebroken, Geen water helpt, schoon men 't met emmers droeg. 3. Maar menig giet wel oly in het vuur, In plaatze van dat hy den gloed zou blussen. Hy schreeuwt wel: Brand! en stookt dien ondertussen. Dus gloeit, en word tot asschen huis, en schuur. 4. O hellekind! dat u in 't vuur vermaakt, Gy blaast dat aan, en warmt u by de koolen, Maar zyt niet voor Gods vuurig oog verholen. Weet, dat de hel voor stookebranden blaakt. Vorige Volgende