Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Bedrogen waan. Toon: Twee verssen, Psalm 46. 1. De waan van 's werelds schynvermaaken, In alle de ondermaansche zaaken, Belooft meer, dan een wereldskind, Oit met 'er daad daar in bevind. 2. Hy stelt zich voor in zyn gedachten Als heugelyk, wat hy kan verwachten; Maar niet wat feilt in zulk een goed, 't Geen nooit der ziele wensch voldoer. 3. Men meent, men zal in roozen baden, En vind met doornen zich beladen, Waar op men nimmer had gedacht, En voelt die prikkels onverwacht. 4. Het geen 'er in de herssens speelde, Was enkel hartezucht, en weelde: [pagina 183] [p. 183] Maar als men 't alles wel beziet, Dan roept men uit, Is 't anders niet? 5. Is 't anders niet, daar ik myn dagen En arbeid aan heb opgedragen: Ja myne ziel om heb gewaagt? Dit word wel hart'lyk nu beklaagt. 6. Is 't anders niet, waar na myn' oogen Zo vlogen, en ik al myn poogen, Met al myn yver heb besteed? Nu is myn onverstand my leed. 7. Neen; 't is niet anders, dwaaze menschen! Die 't eenig doelwit van uw' wenschen Maar stelt in het vervloekte Niet, Dat als met vleugels heenen vlied. 8. O! 't beste van dit vluchtig leven, Zal maar verdriet, en quelling geven: En daar men ruste van verbeid, Is ydelheid der ydelheid. 9. De waare wysheid zal betrachten 't Geen boven zinnen, en gedachten, En zelfs de zielsbegeerten gaat, Dat enkel goed is, zonder quaad. Vorige Volgende