Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] Een nieuw jaar. Toon: Psalm 118. Met halve verssen, De tien Geboden. Of, Reveille vous. 1. Het nieuwe jaar, nu aangevangen, Geeft stof tot roem der Zegenbron, Voor zo veel goed van die ontfangen, Als Schepper, Vader, Schild, en Zon. Dus heb ik dag aan dag bevonden, Ook boven menig, 's Heeren goed: Maar dag aan dag zyn groot myn zonden. Och was 't zo mede met myn boet'! 2. Wat heb ik dan niet menigmaalen, Gefeilt in myn bevolen plicht? Wie kent al zyn verborgen dwalen, 't Geen bloot is voor Gods rein gezicht? 't Was enkel gunst, die my verschoonde, En my niet strafte naar myn schuld, Maar zich aan my lankmoedig toonde, Door zulk een uitgestrekt geduld. 3. Hoe menig heeft, die anders waande, 't Verloopen jaar niet uitgeleeft? Myn God! nog houd uw' hand my staande, Om dat uw' Zoon gebeden heeft, Dat gy my nog dit jaar woud spaaren. Ik wierd gemest tot vruchtbaarheid, Meer dan 'er veel begunstigt waren: Maar lang hebt gy vergeefs gebeid. [pagina 128] [p. 128] 4. O! gy Bestendige van dagen, Die hooge woont in d' eeuwigheid, Wiens jaaren nooit verand'ring zagen: De tyd is onder uw beleid. 't Zy doch een jaar van welbehagen, 't Geen ik op heden weêr begin. O! laat ik my daar in zo dragen, Dat ik het eeuwig heil gewin. 5. Zo ras de zon haar pad kan loopen, Spoeid ook myn leven naar zyn paal. Daar is geen tyd hier na te hopen: Ja! 't eind' genaakt van 't altemaal. Het wereldjaar is op den avond: 't Word alles dan ten vuur' bewaart. O zalig! die dan Gods genaê vond, En meê ter hemelwooning vaart. 6. O! Gy, die alles nieuw kont maken, Vernieuw ook met dit jaar myn ziel. Doe my uw' nieuwe schepping smaken, En werk in my, wat u beviel. Ik zal dan leven tot uw' eere, Zo lang my uwe goedheid spaart: Dan zult gy my eens brengen, Heere! Daar nooit de zonneloop verjaart. 7. Laat Land, en Kerk uw' zegenstroomen Genieten: wend de plaagen af: Laat pest noch honger tot ons komen: Zend water, vuur, noch zwaard ter straf: Laat ons der boozen juk niet drukken; Maar stort uw' wraakfioolen uit [pagina 129] [p. 129] Op Babel. Laat doch niet gelukken Haar onderneming op uw' Bruid: Vorige Volgende