Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Vorstens les. Toon: De Franschen vlieger. Of, Psalm 9. 1. O! ziet eens, hoe de wereld raast, En weder moord, en dreiging blaast: Wyl Romen van haar zeven spitzen, Tot Kerkvervolging op gaat hitzen. 2. Wat woelt gy, Vorsten! zo verhit? O! Hy, die in den hemel zit, Belacht uw' ydel onderwinden, En zal u met zyn' boeyen binden. 3. Hy heeft zyn' eengeboren Zoon Gevestigt op zyn' gloritroon, Tot Heerscher over alle dingen: Dien schepter zal hem niets ontwringen. 4. Meent gy, dat hy uw' recht verkort, [pagina 97] [p. 97] En dus uw' Ryk benadeelt word? Neen: Hy wil Hemelkroonen schenken, En hier geen wereld-schepters krenken. 5. Hy is 't, van wien gy uw' gebied, Als heerschers onder hem, geniet: En gy bestiert uw' heerschappye Naar zyne wetten recht, als vrye. 6. Gy hebt geen beter onderdaan, Dan hen, die onder hem ook staan: Daar zy, die meer na Romen hoorden, Hun eigen Vorsten wel vermoorden. 7. Gy geeft uw' magt nu aan het Beest, Gedreven door een zwymelgeest. Gy hebt den toverwyn gedronken, Dien Babels Hoer u heeft geschonken. 8. Maar uwe schepter is verslaaft, Wanneer gy dien haar overgaaft, Die u voor haaren voet doet bukken, En durft 'er Keizers hals meê drukken. 9. Zy zegt, dat zy het kroonrecht heeft, En 't naar gevallen neemt, en geeft. Zy voegt by sleutels beid' de zwaarden, Als Opperkoningin op aarden. Vorige Volgende