Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Bakens. Toon: Reveille vous. 1. Een schip, dat zit verzeilt op 't drooge, Verstrekt ten baken in de zee, Op dat zich ieder hoeden moge, En wenden 't roer naar beter reê, 2. Hy spiegelt zich op 't allerzachtste, Die zich aan and're spieg'len mag. Verzuimt gy 't; wel op 't onverwachtste Kost dat vergeefs een nabeklag. 3. De duivel viel uit 's Hemels zaalen Ter hellen, als een bliksem schicht. Wilt gy met hem zo laag niet dalen, [pagina 72] [p. 72] Volherd dan ned'rig in uw' plicht. 4. Ziet d'eerste weereld gantsch versinooren, Door golven van dien watervloed. Laat hun gedrag u niet bekooren, Dat gy dus heden mede doet. 5. O! ziet eens Sodoms puinen dampen, Om hun bedreven gruweldaad. Wilt gy geen deel aan zulke rampen, Onthoud u dan van zulk een quaad. 6. Loths wyf zag om naar Sodoms branden, Maar wierd toen tot een zoutpilaar. Wilt gy aan zulk een klip niet stranden, Zo spiegelt u by tyds aan haar. 7. Wat viel 'er in de wildernissen Een schier onnoemelyk getal! Wilt gy ook Kanaan niet missen, Word wyzer door hun ongeval. 8. Hun wederspannig nekverstyven, Hun ongeloof, en straf daar by, Deê God ten voorbeeld ons beschryven, Op dat men dus gewaarschouwt zy. 9. Wat slierf 'er veel door slangenbeeten? Hoe lust, en leeven wierd' geblust, Echoort men nimmer te vergeten, Op dat het quaad ons ook niet lust. 10. Ziet Babels Vorst zich groots verheffen: Maar straks ten afgrond neêrgestort. [pagina 73] [p. 73] O! mogt een trotsaard dit bezeffen, Eer hy dus ook vernedert word. 11. Ziet Belzazar eens gulzig braffen, Terwyl een hand zyn vonnis schryft. Zal u Gods wraak dus niet verrassen, Ziet, dat gy 't zelve niet bedryft. 12. De dwaas belooft zich veele jaaren, Daar hy geen eenen nacht genoot. Zal dit ook u niet wedervaren, Zo denkt gestadig aan de dood. 13. De quistgoed wenscht zich te verzaden, Naar 't spillen, met der zwynen draf. Kan dit u wellust niet ontraaden, Zo wacht met hem gelyke straf. 14. Ziet, hoe Gods eigen' gunstgenooten Wel zyn tot zondenval gebragt. Om aan dien steen u niet te stooten, Houd vlytig voor uw' harte wacht. Vorige Volgende