Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Losprys. Toon: La Muscovite. 1. Gy vleeschelykgezinden, Wat mag u zo verblinden, Dat gy voor dikken slyk Verkoopt het Hemelryk: Als Esau voor dat roode, Zyn eerstgeboorterecht? Hebt gy dat zo van noode? Uw' keur is al te slecht. 2. Maar neemt eens, al de schatten, Die 't aardryk kan bevatten, Bezat gy, als een Heer; En had gy dan niet meer, Wat zoud gy God doch geven Tot losgeld, dat voldoet, Voor 't kost'lyk zieleleven? Niet baat dan al dat goed. 3. Wat jaagt gy na die dingen? De doodpyl zal doordringen [pagina 40] [p. 40] Den diksten gouden schild, En 't word vergeefs gespilt, Al bood gy gantsche hoopen Van opgestapelt geld, Om 't sterven af te koopen; Dat word vergeefs getelt. 4. Nog min nam God voldoening, Al gaaft gy tot verzoening Al, wat gy geven kont: O! dat betaalt geen' zond. Tienduizend olybeeken, Ja! 't eerstgeboren Kind, Zal 't aan waardy ontbreken, Voor die God schuldig vind. 5. O! zoekt u te verryken Met schatten, die nooit wyken: En staat naar 't Hemelgoed. Een drop van Jezus zbloed, En d' allerminste gave, Die 's Heillands Geest ons geeft, Is meer, dan al de have, Die gantsch de wereld heeft. Vorige Volgende