Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Kruisgezicht. Toon: Iets moet ik u, Laura, vragen. 1. Lieve Heiland! als ik heden, 't Geen gy hebt voor my geleden, Aan myn zielenoog vertoon: O wat hebt gy al gedragen! Banden, spotten, speekzel, slagen, Geesselriemen, doornenkroon. 2. Ga ik met U ook de trappen Van den Schedelberg opstappen; Zwaarder smert word daar beschouwt. 'k Zie de beulen U met spykers, In een drom van booze kykers, Nag'len aan 't vervloekte hout. [pagina 34] [p. 34] 3. 'k Zie U daar vol pynen hangen, In de bangste zieleprangen. 'k Hoor U kermen: ô my dorst! Ja! nog in die duisternissen, Moet gy 's Vaders troostlicht missen, En daar sterft gy, Levensvorst! 4. Ga ik verder dan bevroeden, Wat uw' wonden zo deê bloeden: Ach! 't is myner zonden-schuld. Gy, ô Borge! gaaft voldoening Aan den Rechter, tot verzoening. Dus is 't recht der wet vervult. 5. Kon ik nu met traanenplassen, 't Bloed van uwe wonden wassen. Was 't geloof myn oog, en hand, Om aldus U aan te kleven! Uit uw' dood was dan myn leven, En myn eer uit uwe schand. Vorige Volgende