Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Poppenkraam. Toon: La Lande. 1. O Popgezinden! Die op Kersnacht 't Popje wiegt: Ach wat zyt gy niet verblinden, Die men jammerlyk bedriegt! W et voorzeker, onze Heer Is geen teder kindje meer, Maar volwassen in den Hemel. Zulk een beeld geeft leugenleer. 2. Gy gaat hem maalen Op Mariâs arm, of schoot, Als een wicht, met meerder praalen Dan eer Konings kind genoot. Vond men hem dus in de stal? Dit gelykt hem niet met al, En zo min zyn arme Moeder, Die men dus niet eeren zal. 3. Zou 't wel betaamen Aan een nederige Maagd, 't Geen zich zedigheid zou schaamen, [pagina 33] [p. 33] Die geen yd'le ciersels draagt? Kroon en mantel styf van goud: Als haar hand een schepter houd: Met een naakt' ontdekten boezem, Dien een dertel oog beschouwt. 4. Dus doet gy blyken, Dat gy Jezus niet begeert, In zyn' armoê; maar den ryken, Als een werelds Vorst, slechts eert. Maar wie Jezus dus versinaad In zyn' nederigen staat, Heeft geen deel aan hem in hoogheid, Die 't nu al te boven gaat. Vorige Volgende